Goedenavond.
Ik
besteed mijn hele werkzame leven al aan het embryo, ik ben over de
hele wereld bijna elke week wel ergens bezig met een cursus of een
lezing over het embryo en vanavond ben ik dan in Friesland
uitgenodigd. Ik zal proberen u, net als ik, de vreugde te laten
ervaren van wat het embryo ons te vertellen heeft over onszelf.
Ik
heb begrepen dat u ook zinzoekers bent, althans van de Stichting
Wijzer heb ik begrepen, dat hier in ieder geval mensen zijn die op
zoek zijn naar vragen en antwoorden aangaande zaken als ‘zin’
van het leven, ‘ziel’ van het leven en misschien ook wel
naar ’geest’. Ik ben in ieder geval een dergelijke
geestzoeker maar ja, ik ben ook wetenschapper en dat lijkt een niet
zo voor de hand te liggen combinatie. Ik ben Jaap van der Wal en ik
ben anatoom-/embryoloog, ik werk aan de universiteit van Maastricht
en ik werk al 40 jaar in dit vak. Ik ben medicus van huis uit maar ik
heb nooit mensen ‘gered’ of ‘beter gemaakt’.
Ik ben meteen na mijn afstuderen de wetenschap ingegaan en eveneens
een enthousiast docent geworden. Ik ben wetenschapper en dan heb je
het met het zoeken naar zin, geest en ziel lastig, hoor,
tegenwoordig. Je wordt eigenlijk een beetje meesmuilend aangekeken
door je ‘‘collega’s’’ als je probeert
nog iets van zin of geest of bedoeling in dit alles te zoeken.
Meewarig word je dan bijvoorbeeld uitgelegd dat alles om ons heen
bepaald geen intelligent design is en dat soort dingen. Het is wel
lastig, want wetenschap schreeuwt heel hard tegenwoordig. Wetenschap
heeft bijna het alleenrecht gekregen om te vertellen waar we vandaan
komen, wie we zijn, waar we naar toegaan en wat dat allemaal voor zin
heeft en de andere geluiden worden een beetje zwak. En toch moet ik
het zien uit te houden met mijn zijnsvragen, mijn zielsvragen en mijn
geestvragen. Ik ben meer humaan bioloog. Iemand die zich bezig houdt
met de mens, de gestalte van de mens. Liever dan als anatoom beschouw
ik mijzelf als morfoloog, een ‘vormenmens’ op zoek naar
de betekenis van vormen, want organismen, levende wezens hebben
vormen, vertonen vormen. Daar is misschien een taal te lezen. Het is
niet zozeer dat ik mij tegen ‘de’ wetenschap afzet, ik
vind het te weinig. Ik krijg uit de wetenschap niet de antwoorden op
de vragen die werkelijk belangrijk zijn. De wetenschap is altijd
oorverdovend stil over juist die vragen die mij rond een ziek kind,
rond een mislukt of misvormd mens, bezighouden. Wat is zin en wat is
betekenis en waar is toch eigenlijk geest, zo die al bestaat? Om maar
niet te spreken van God.
De
juiste vragen komen mijns inziens altijd van een kind. Waar komen
wij vandaan? is een typische kindvraag en ik zal zo even met u
doornemen wat het typisch moderne antwoord is. Waar komen wij
vandaan? Ik ben zoals gezegd bezig met het embryo, ik reis met een
soort filosofische embryologie de wereld rond. Ik beschouw mijzelf
meer als een ‘embryosoof’ en vanavond zult u mij een
beetje hardop horen filosoferen. Het project ‘Embryo in
Beweging’ daar hoort natuurlijk een website bij. Alles wat ik
vanavond vertel is in grote trekken wel op die website te vinden. U
kunt naar die website toegaan, daar kunt u alle plaatjes die ik laat
zien vinden, de verhalen die ik vertel, een gedicht dat misschien
langskomt, mijn artikelen. Wilt u mij een keer beter of uitvoeriger
horen dan kunt u voor een cursus intekenen, dat zijn drie of
vierdaagse cursussen. Dan ga ik met de mensen dus echt ‘het
embryo’ in en het embryo beleven en ervaren, op zoek naar die
vragen over onszelf.
Aan
de hand van een aantal mooie plaatjes van het embryo, worden bepaalde
gebaren getoond, bepaalde kwaliteiten en vertelt Jaap het volgende.
Een morfoloog is iemand die probeert de taal van vormen te verstaan.
Daar zal ik u vanavond eens wat van laten zien, hoe voor mij het
embryo, althans benaderd op mijn manier - en dat is niet de gewone
weten-schappelijke manier maar dat is de fenomenologische manier -,
vertelt over mijzelf en over onszelf.
De
goede vragen komen altijd van het kind. Waarom? Omdat kinderen nog
niet hebben geleerd (na) te denken. Kinderen leven gewoon in de
wereld waarin ieder van ons wakker wordt. Zo zit de werkelijkheid in
elkaar, er gaan zonnen onder en er gaan manen op en daar bewegen de
sterren en daar kom je ergens vandaan. De Lebenswelt noemen de
filosofen dat. Waar kom ik vandaan? Wij zijn geneigd te denken, dat
is een domme vraag want moet u maar luisteren wat het antwoord is.
Meestal vragen ze het aan hun moeder en de moderne moeder die
gehoorzaam is aan alles wat haar vanuit de wetenschap is, vertelt: Je
komt uit mijn buik, kind. Godzijdank is er nog steeds geen kind dat
dat gelooft. Ze stellen de volgende vraag: Hoe ben ik dan in je buik
gekomen, mama? Ja, dat moet je aan vader vragen. En vader begint zijn
gebruikelijke verhaal, het verhaal dat u kent dat met bakkenvol via
de tv en via de leerboeken in uw hoofden gegoten wordt. Want u moet
weten dat u eigenlijk nergens vandaan komt. U komt helemaal nergens
vandaan, u was er niet eens. Er was opeens een eicel en een zaadcel
van mama en papa en die kwamen bij elkaar en toen bent u begonnen.
Dus je komt niet ergens vandaan, dat was de vraag, u bent begonnen en
dat is ook precies het antwoord dat vader geeft. Ja, er was een eitje
en een zaadje, dat kwam bij elkaar en toen ben je begonnen. En
daarna? Dat is allemaal gevolg. Want dat ‘bevruchte eicelletje’
is gaan groeien en bloeien, er kwamen steeds meer cellen en werd het
steeds groter Vervolgens werd je een embryo en toen kwamen de organen
en toen kreeg je uiteindelijk ook hersenen en toen was je al een
foetus en toen gingen die hersenen werken, je kreeg spieren, daar
ging je mee lopen, staan en trappelen en ging je het leven in en je
schreef je boeken en voilà….Jaap van der Wal. Waar komt
Jaap van der Wal vandaan? Volgens dit verhaal uit zijn lichaam. Waar
komt dat lichaam vandaan? Uit die eicel, veroorzaakt door die
bevruchting. Dat is het moderne antwoord. Je komt niet ergens vandaan
en je hebt zeker geen geest of een ziel, het is allemaal biologie,
het is allemaal lichaam en dat is een keer begonnen met de conceptie.
U
eindigt ook een keer… Mijn kinderen hebben destijds het
sterfbed van mijn vader mee-gemaakt. Zorg dat je kinderen een
sterfbed meemaken, dat is belangrijk, daar leren ze een hoop van,
o.a. door de vraag te stellen: Waar is opa nu? Dat is wat ze vragen,
ze vragen niet of opa nu ‘opgehouden’ is, ze vragen waar
hij is. Want ze zien een ‘verdwijnen’, ze zien hem
‘heengaan’. Maar ook dat praten we onze kinderen
tegenwoordig wel uit hun hoofd: je gaat niet ergens naar toe, er is
geen hiernamaals, dat heeft de wetenschap bewezen. Mocht u ooit een
wetenschapper tegenkomen die zegt dat er geen leven na de dood is
omdat het wetenschappelijk bewezen is, zegt u dan maar van mij dat
het een slechte wetenschapper is. En als u een wetenschapper hoort
die zegt van: Ja, u komt ook nergens vandaan maar u bent begonnen met
een conceptie want het is wetenschappelijk bewezen dat er voor de
conceptie niks is, heeft u ook weer een slechte wetenschapper. Een
goede wetenschapper weet zijn grenzen, kent zijn methoden en zal
hooguit zeggen over geest, zin, betekenis, God, hiernamaals,
hiervoormaals: ”Daar doe ik geen uitspraak over want daar heb
ik geen methode voor om dat te wegen en te meten en zichtbaar te
maken”. Dat zijn de goeie die hun methodische grenzen
kennen….maar daar zijn er niet zo veel meer van. Er zijn er
eerder een heleboel die hele boeken vol schrijven over genen, cellen
en alles wat een lichaam schijnt te maken en dan zeggen: Daar kom je
vandaan, u bent gewoon niks anders dan een wandelend en door een
brein gestuurd genenpakket. Beseft u dat als je de vraag stelt: Waar
kom je vandaan, dan zit er eigenlijk al zoiets in van: kennelijk is
er een ‘Hier’ en een ’Daar’. Anders zou je
het niet vragen. Waar haalt u dat vandaan, dat besef? Kennelijk zijn
wij dagelijks vaag bewust van, ja, maar er is niet alleen maar hier,
er is ook iets anders in mij, in dit lichaam. Maar dat mag u
tegenwoordig van de wetenschappers vooral niet vóelen en zeker
niet denken want dat is uit de boekjes geschrapt. Die beleving van u,
die ervaring van u, die dagdagelijkse zekerheid van u dat er in u
iets is, dat dat lichaam is, dan wel dat lichaam doet, dan wel dat
lichaam bemeestert of niet bemeestert of van dat lichaam afhankelijk
is, dat is zo’n dagdagelijkse ervaring voor mij dat ík
daar niet meer aan voorbijga, niet aan voorbij wíl gaan. We
hebben kennelijk ook een andere dimensie, kennelijk is er behalve een
‘Hier’ ook een ‘Daar’. Ik ervaar het
tenminste, maar ja en neem bij wijze van spreke voor waar wat ik
waarneem. Maar ja, ervaring is geen wetenschappelijke methode. De
wetenschappelijke methode is wegen en meten en hard maken en als je
het niet hard kan maken of zichtbaar kan maken dan…nou ja…dan
is zoiets als wat u voelt of ervaart, een illusie dus. En toch, u
leeft de hele dag met een werkelijkheid van de geest, van het
‘Andere’, van een ‘Daar’, u kan ook niet eens
zonder.
Dus
ik ben op zoek gegaan. Niet zozeer naar know how, dus van: Hoe
gaat dat nu in zo’n embryo en wat gebeurt daar nu? Dat weet ik
ook allemaal wel, van die cellen en die genen, ik ken de verhalen en
de theorieën. Maar ik ben meer een man geworden van know why.
Waarom is het er? Als je tegenwoordig een waarom-vraag stelt
krijg je bijna altijd een waar-door antwoord. Waarom heb ik
deze ziekte of waarom krijg ik dat van mijn ouders, dan komt het
verhaaltje van de genen, dan leggen ze uit ‘waardoor’ het
komt. Waarom ben ik ziek? Ja dat weet ik niet, u kreeg een virus. Ja
maar waarom ik? Tja, dat moet je aan de dominee vragen. Ik bedoel
hiermee, de wetenschap geeft geen antwoord meer op zinsvragen over
waarom, hooguit geeft ze een waardoor-antwoord en die bevallen me
niet, die zijn me niet genoeg. Wetenschap is oorverdovend stil over
de wezenlijke dingen van mijn bestaan.
Laten
we nog eens terug gaan naar dat primaire beleven: Ik ben Jaap van der
Wal en ik heb een lichaam en iets in dat lichaam ís niet dat
lichaam, anders kon ik dat lichaam niet zijn, laat staan ‘hebben’,
er moet ook iets anders zijn. Als je met dat besef om je heen kijkt
dan ga je dus zoeken naar een ’Daar’. Is er geest, is er
God, is er bedoeling, is er zin? Ik wil dat natuurlijk
wetenschappelijk doen want ik ben wetenschapper. Ik ga niet een nieuw
geloof aanhangen, dat is niet mijn optie, mijn optie is wetenschapper
te zijn, want wetenschap kan je instrumenten leveren om de dingen te
kennen. Maar dan moet je alleen wel de juiste en passende
‘weegschaal’ pakken. Ik bedoel hiermee dit. Als je iets
van gewicht wilt weten en u neemt een gewone weegschaal, ja, dan komt
u in de kilo’s terecht. Maar als u iets van de zwaarte van het
leven of de lichtheid van het bestaan wilt weten, moet u niet een
weegschaal nemen, dan moet je maar es een keer lekker dansen met je
vriendin of verliefd worden of een dode in een kist leggen of een
ziek kind dragen of een verlamde mens verplegen, dat weet u wat de
zwaarte of de lichtheid van het bestaan is. En er bestaat geen
weegschaal die het meten kan. Toch heeft u een innerlijk zintuig om
al die dingen te wegen en te meten dat wil zeggen…te voelen en
te ervaren.
Laten
we dat eens doen, laten we dat eens proberen, langs die weg. Wat weet
u eigenlijk van uw bestaan? Ik kom met het embryo, dit is een beetje
mijn uitgangspunt. Voor sommige mensen hier die uit de craniosacrale
hoek komen, is Andrew Taylor Still wel een goede bekende. Andrew
Taylor Still is een beetje de founding father van dat soort
geneeskunde en die zegt het volgende: The human being is, mind,
motion and matter. Vrij vertaald, een mens is geest, beweging en
materie. Beweging is het sleutelbegrip in deze zin, want beweging kon
wel eens het bemiddelende zijn tussen geest en lichaam. Want het zou
natuurlijk heel goed kunnen zijn dat wij ons lichaam maken of tot
stand brengen. En tot stand brengen dat kon wel eens betekenen dat
dat langs de weg van beweging gaat. Hoe zit dat eigenlijk met ons
lichaam? Is ons lichaam een vorm of is het een beweging? Daar heeft
het embryo een interessante les voor u. Ik heb die les niet alleen
van het embryo geleerd, eigenlijk zie ik het voortdurend om me heen.
Ik heb nog nooit iets doods in iets levends zien veranderen, nog
nooit. Ik weet wel dat we dat denken en dat onze wetenschappelijke
boeken bol staan van pogingen om het te bewijzen, maar het gebeurt in
de natuur om mij heen nóóit. In de natuur waarin u
leeft, in de ‘dagdagelijkse’ werkelijkheid zie je nooit
dode dingen spontaan veranderen in levende wezens. Het omgekeerde
ziet u wel. Elke seconde gaan er levende organismen over in dode
substantie maar het omgekeerde, het wordt nooit vertoond. En wij maar
denken dat het één keer in een ver verleden gebeurd
moet zijn. Dat gaan we ook bewijzen, is het voornemen. Maar bewijzen
- dames en heren gelooft u me nou, ik ben wetenschapper, - bewijzen
kan je alles: de feiten zijn zo geduldig. Wetenschap gaat ook niet om
feiten, wetenschap gaat om evidentie, laten we zeggen: feiten
aandragen voor dat wat je denkt. Dus ik zit er niet zo mee dat het
bewezen kan worden dat het levende uit het dode voortkomt, ik heb het
in ieder geval nog nooit gezien. Volgens mij, in mijn denkraam is het
leven primair en niet de dood. Voor mij zijn de levende wezens
primair en niet de dode anorganische natuur. Ik draai de dingen een
beetje om en hoe komt dat? ……Omdat ik altijd beweging
éérst zie. Ik heb nog nooit een vorm in beweging zien
overgaan, ik heb altijd vormen uit beweging zien voortkomen. Als je
in de levende natuur kijkt dan zie je altijd, als er gevormd wordt,
als er een lichaam gevormd wordt, is er altijd eerst beweging,
altijd. Vormen komen uit beweging voort.
Laten
we nog eens terug gaan naar die eerste vraag. Wat heeft wetenschap
dan te bieden over de beleving dat ik misschien van twee werelden
ben? Want ik beleef in mij niet alleen het ‘ex-acte’, dus
dat wat je kan meten, wegen en hard maken maar ook iets anders.
Ex-act betekent ‘het gemaakte’, dat wat ‘uit de
daad (ex-axt) gekomen is’. Maar ik ervaar in mij ook ‘iets
dat doet’, dat handelt, dat zich misschien wel dóór
dit lichaam heen en áán dit lichaam manifesteert en dat
in ieder geval niet dat lichaam ís. Dus ben ik misschien een
‘ex-act’, dus een stoffelijk, meetbaar, weegbaar iets,
een lichaam en is daar in iets van ’en-act-heid’, een
acteur, een project, iets dat zich verwezenlijkt aan de hand van het
lichaam. Dat is eigenlijk wat ik zoek. Dan zult u zien dat – en
dat is voor mij heel belangrijk geworden - beweging het medium
daartussen is. Want embryo’s bewegen nog, uw lichaam in de
embryonale fase is nog volop in beweging. Langzamerhand, geleidelijk
aan komt dat bewegende, groeiende, veranderende, metamorfoserende
lichaam, tot vorm. Sommige vormen verstillen en worden helemaal
‘hard’ en ‘ex-act’, echte anatomie, andere
vormen blijven maar in beweging. Beweging als primair en vormen als
secundair.
Als
ik geest en lichaam wil bestuderen, als ik serieus wil nemen wat ik
in mijzelf ervaar, dan ben ik dus een tweeheiddenker. Een dualist
heet dat. Maar wat is er gebeurd met geest en lichaam? Geest en
lichaam hebben wij sinds een eeuw of vier gescheiden. We hebben in
onszelf een scheiding aangebracht: grofweg gezegd is dat wat je
beleeft iets anders dan wat je meet en daarom heeft u een geest én
lichaam. Vervolgens is de volgende stap gemaakt en hebben we deze
twee dimensies uit elkaar gehaald en vervolgens heeft de wetenschap
gezegd: laten we ons als ex-acte wetenschap met het lichamelijke
bezig houden, want dat kan je tenminste meten en wegen. En
tegenwoordig is het zo dat bijna iedereen gelooft dat je alleen maar
een lichaam bent en is geest eigenlijk verdwenen. Een flauw aftreksel
mag nog op een zondag ergens in een hoekje, daar mag u nog in geest
geloven, maar in feite wordt wetenschappelijk het bestaan van geest
zo goed als niet meer serieus genomen. Terwijl ík dus terug
wil naar die twee. Dus wat moet ik worden? Ik moet een holist
worden. Maar holisten, nee, nee, holisten zitten tegenwoordig ook al
in het verkeerde hoekje want wat is een holist tegenwoordig? Dat is
er eentje die nog in geest, zin, ziel en al die vage dingen gelooft,
een ‘ietsist’ noemde minister Plasterk dat destijds. Dat
zijn dus de holisten, die geloven nog in iets anders dan wat
wetenschappelijk hard te maken en zichtbaar te maken is. Maar naar
mijn mening is dat niet de ware holist. Een holist is iemand die
beide werkelijkheden waarvan ik eerder gesproken heb, serieus neemt,
die én serieus neemt wat je kan meten, wegen, hard maken en
wetenschappelijk evident én serieus neemt wat je ervaart en
beleeft en die probeert dat met elkaar in harmonie te brengen. Dat is
eigenlijk wat ik zoek. Ik wil graag holist zijn, ik wil zo graag de
beide werkelijkheden ernstig nemen. Je moet toch wel echt beknepen
zijn als je zegt dat alleen maar dat bestaat…wat je denken
kunt, dan gaat er een heleboel verloren hoor. Ik zou toch, net als
kinderen nog doen, willen beginnen bij de werkelijkheid waarin ik
leef, de Lebenswelt zeggen de filosofen. De primaire
werkelijkheid, de werkelijkheid waarin u wakker wordt, dat is de
eerste werkelijkheid. Daar kun je een tweede secundaire
wetenschappelijke werkelijkheid uit afleiden maar ik wil terug naar
die eerste en kijken of ik dat toch in harmonie kan brengen met
wetenschap.
Laten
we eens naar het embryo gaan. Wat weet u van embryo’s? Ik ben
er bijna van overtuigd dat dit het is wat u er van weet (dia van een
embryo van enige dagen oud uit een IVF procedure wordt getoond).
Tegenwoordig is het embryo voor de meeste mensen zo’n beetje
gereduceerd tot dat klompje cellen en die cellen van die eerste week
waar iedereen maar mee loopt te leuren. Dat in de
in-vitrofertilisatie wordt gemanipuleerd en ingeplant, dat we nodig
hebben voor de stamcellen, dat kennen de meeste mensen wel, dat
embryo. Maar dat is maar de eerste week van uw bestaan. Eerst bent u
een soort van ééncellig wezen, vervolgens wordt u een
meercellig wezen. Er zit dan nog een soort kapsel om u heen en dat
kapsel moet u kwijt want pas dan kunt u innestelen en contact maken
met het moederlichaam. Maar dit zijn dan wel de beelden die de meeste
mensen tegenwoordig hebben van embryo’s. Weet u dat embryologie
bijna een uitgestorven vak is in de medische opleiding? Het wordt ook
haast niet meer gegeven, dat is in de veertig jaar dat ik het nu doe,
dramatisch veranderd. Studenten krijgen eigenlijk tegenwoordig geen
embryologie meer behalve dan heel veel over deze eerste week. Daar
leren ze een hoop van, hoe dat allemaal zit met die genen en zo. Maar
echte embryologie, nee dat leren ze niet meer. Weet u waarom niet?
‘Omdat je d’r niks mee kan’ en als je d’r
niks mee kan tegenwoordig, dan stop je dat niet in je opleiding.
Tegenwoordig is embryologie in veel medische opleidingen zo goed als
verdwenen en is het een specialisme van biologen geworden. Maar hier
staat nog voor u een ouderwetse humane embryoloog, die het hele
verhaal nog geleerd heeft, die het hele verhaal nog kent en voor wie
het echt meer is dan alleen maar die cellen.
Jaap
laat een plaatje zien van een embryo en zegt er meteen bij: Eigenlijk
is het al geen embryo meer, het is al een foetje. U wordt foetje als
u ongeveer 10 weken oud bent. Denk er om, u praat met een embryoloog,
die tellen altijd vanaf de conceptie terwijl de gynaecoloog altijd
rekent vanaf de laatste menstruatie. Dus 10 weken oud wil zeggen 12
weken zwangerschap, dan wordt u foetus en dat is al heel wat anders.
Het embryo, dat is de fase waarin het lichaam wordt aangelegd. Alles
wat in uw lichaam nu aanwezig is, als bouwplan, wordt in die eerste
10 weken, laten we maar zeggen twee en een halve maand zwangerschap,
aangelegd. Daarna is het in principe compleet. Er moet natuurlijk een
hele hoop veranderen en allerlei organen zijn nog helemaal niet rijp
en moeten nog verder groeien en bloeien maar in het foetale stadium
is in principe alles al aanwezig. Macroscopisch althans. Als je het
op niveau van microscopie bekijkt, is de grens en overgang tussen
embryo en foetus niet meer zo scherp en eenduidig.
Jaap
laat een plaatje zien waarvan hij zegt dat het op de grens zit van
embryo naar foetus. U kunt zien van alles er al is, je kunt ogen
herkennen en de handen en voeten en er is een navelstreng, er zijn
ribben en er is een donkere vlek, waarschijnlijk is dat het hart. En
dan zijn er ook die merkwaardige omhullingen die altijd door mijn
‘collega’s’ steevast als moederkoek worden
aangeduid. Ik vind nog steeds ten onrechte,.
Dat is helemaal geen moederkoek. Dat is een ‘kinderkoek’,
hij behoort bij ons voorgeboortelijk lichaam! Nu we het vanavond toch
over de vraag hebben Waar komt u vandaan? (en het antwoord is niet; u
komt uit de buik van uw moeder) dan kon dit (Jaap wijst de
‘kinderkoek’ aan) wel eens een goede kandidaat zijn want
dat is uw prenatale bestaanslichaam. Als u voorgeboortelijk bent,
heeft u twéé lichamen of twéé
oriëntaties. Dit (Jaap wijst het embryo/foetus aan) is het
zogenaamde eigen-lijke lichaam (dat staat ook als zodanig in alle
boekjes), het eigenlijke embryo en dit hier (de kinderkoek) is een
soort aanhangsel. Zo wordt dat dan gezegd, dat is de moederkoek, de
placenta, de omhullingen. En dat is niet zo. Als je op een andere
manier, die ik u zal voordoen, naar het embryo kijkt, dan zie je dat
er iets heel wonderlijks gebeurt met de mens. Want, je begint met één
heel lichaam en in de hele eerste week heeft u nog dat ene hele
lichaam. Maar dan begint het in cellen uit elkaar te vallen, aan het
eind zijn dat zo’n beetje 120 kleinere cellen en komt er een
tweedeling in het geheel. Vanaf dat moment bent u voorgoed een
centraal lichaam, dat zogenaamde ‘eigenlijke lichaam’ dat
nu in de stoel zit. En u bent dat lichaam daar omheen, dat ook van u
is, dat is geen moederkoek, dat is een kinderkoek. Dat is een
kinderkoek waarmee en waarin u in uw prenatale leven bestaat. Als u
mij nou vraagt Waar ben je nou als embryo? (Niet vergeten. We zijn
bezig met de vraag Waar kom je vandaan), nou dan kan je ook de vraag
stellen Waar bén je dan, waar besta je dan als je embryo bent?
Nu, als u embryo bent, bent u waarschijnlijk meer hier (wijzend naar
de kinderkoek) dan daar (wijzend naar het embryo/foetus). Want
uiteindelijk is hier dan toch maar dat lichaam waar je nu in je stoel
zit. Maar voorgeboortelijk leeft u veel meer hier, in de kinderkoek.
Daar ademt u, daar wortelt u, daar eet u, daar doet u alles, daar
bestaat u. Wat bent u daar dan aan het doen? Dít! (Jaap wijst
in het plaatje het embryo/foetus aan), u bent uw lichaam ‘aan
het doen’. En dat is heel anders dan nu hè want nou doet
u van alles met uw lichaam maar er is een fase geweest, toen
deed u uw lichaam. Wat zou dat kunnen betekenen?
Dit
is overigens een prachtig plaatje, dichters kunnen zich ook
geïnspireerd weten door dit soort mooie plaatjes. Achterberg
heeft een keer een prachtig gedicht geschreven over het embryo:
Ik
kan nog niet geboren zijn.
De
hemel zet zich in mijn voorhoofd voort,
een
vlies dat tot mijn groei behoort.
Mijn
voeten dansen in de pijn
die
baren heet, zie hoe ik hang
aan
snoeren, levenslang.
Een
groot mariablauw
volmaakt
mij binnen deze vrouw.
Dat
is de dichter en ik ben een wetenschapper. Maar wie weet lukt het om
diezelfde ervaring, die de dichter heeft, te verbinden met je
wetenschappelijke attitude. Kijk, eigenlijk zit ons hele leven zo in
elkaar, u staat altijd op twee benen, ook met uw lichaam heeft u een
tweedubbele verhouding. U bent het en u hebt het, om het kort door de
bocht te stellen. En zo gaat u voortdurend met de wereld om. Als je
nou even vergeet dat je een soort wandelend brein bent maar gewoon
terug gaat naar wat u nu op deze stoel zit te ervaren dan weet u dat.
Dan weet u dat u enerzijds inderdaad een soort toeschouwer kan zijn
en dat u naar de dingen kan kijken en er over na kan denken en u daar
vooral niet mee verbinden want anders kan je er niet naar kijken, kan
je er niet over nadenken. Had u zich dat gerealiseerd? Dat als je
over de dingen nadenkt en als je ze waarneemt , als je er bewust van
bent, kan je je er niet mee verbinden en verbonden zijn, dan moet je
er juist tegenover staan. Anderzijds, elke dag, elke minuut gaat u
met die wereld om u heen om en bent u daar deelnemer. Dan gebeuren er
wonderlijke dingen. Dan krijgt u b.v. dat wonderbaarlijke lichaam wat
allerlei gewichten heeft waar geen weegschaal iets van weet. Hoe
zwaar te moede kun je niet zijn na vier dagen Nijmegen tenminste als
je de 4-Daagse loopt. En hoe zwaar zijn de doden niet? En hoe licht
zijn de verliefden niet? Ik bedoel u bent voortdurend toeschouwer en
deelnemer zegt de filosoof. De filosoof deelt dat in in de
werkelijkheid van het deelnemen, er deel aan hebben, beleven, ervaren
en de werkelijkheid van het toeschouwen, het kijken naar….En
wat hebben we als cultuur, als samenleving nou gedaan? De laatste
vier eeuwen hebben we dat laatste eigenlijk zo laten uitgroeien dat
de meesten van ons er nu van overtuigd zijn: Wil je de ‘echte’
werkelijkheid leren kennen, moet je die toeschouwerattitude nemen,
dan moet je (be)kijken, moet je meten, moet je wegen, moet je de
toeschouwer zijn en dat andere… nee, dat is eigenlijk geen
werkelijkheid, dat is een illusie. U doet er allemaal aan mee. Als u
uw kind op het strand van Terschelling meeneemt naar een schitterende
zonsondergang. Daar gaat ie, de zon, en natuurlijk heb je je kind
naar het strand gesleept want je moet toch een keer een zonsondergang
meemaken. Anders kun je later niet met een vriendinnetje in een
duinpan zitten en vol apegapende verliefdheid naar de zonsondergang
kijken. Als opvoeder moet je je kind die werkelijkheid ook laten
meemaken, dat moet je toch doen, of niet? Maar wat zegt zo’n
kind dan, wat vraagt zo’n kind dan? Weer stelt het van die
domme vragen, weer zo’n ‘waarvandaan-vraag’. Waar
gaat de zon heen, pappa? Wat gebeurt er, wordt ie niet nat, komt ie
wel terug? Kinderen zijn nog zo dom. Zo naïef.
Luister
naar de moderne vader. Nee, die weet wel beter. “Ik zal het je
wel even uitleggen hoe het zit; in werkelijkheid draait de aarde en
staat de zon stil, snap je?” Nee, daar snappen ze natuurlijk
niks van want die kinderen leven nog in het deelnemen. Die kinderen
zijn nog trouw aan hun waarneming en dan beweegt de aarde toch niet,
hoe komt u daarbij? En een zon die stilstaat…..? Heeft u dat
wel eens meegemaakt, dat is rampzalig voor het leven, ik ben ooit een
keer verdwaald met mijn vrouw in de woestijn van Utah, nou dan ben je
godsdankbaar dat de zon beweegt en dat die elke avond weer ondergaat.
En een aarde die beweegt? Aardes mogen niet bewegen, dat is
pathologie. Ik bedoel, als je deelnemer bent aan de aarde, dan is dat
bewegen pathologie, dat hóórt niet. Maar inmiddels
heeft u wel tegen uw kind gezegd: in werkelijkheid draait de
aarde en staat de zon stil. En heeft u alvast een voorschotje gegeven
op dertig jaar opvoeding: Denk erom, wat je zintuigen je vertellen
dat is niet waar, dat is een illusie maar wat wij als toeschouwers,
als wetenschappers er over vertellen, dat is echt. Idem dito
bijna-dood-ervaring. Als u straks uw bijna-dood-ervaring krijgt, die
u alles vertelt over de betekenis van uw leven, zoals het mijn vrouw
vier jaar geleden is overkomen - het heeft ons hele leven veranderd,
alles is anders, alles is nieuw geworden - is dat allemaal maar een
illusie. Want dat moet je niet aan je neuroloog vertellen want die
zegt: “Ach mevrouw…..Ik vind het wel sneu voor u, maar
een bijna-dood-ervaring is een illusie, hoor. Dat is een verhoogde
activiteit in de parietale kwab van uw hersenen na wat ischemie
(tekort aan bloed) tijdens de operatie”. Hij bedoelt, dat er
hersencellen in het nauw zijn gekomen en die gaan dan allemaal rare
dingen doen en daar heb jij dan een bijna-dood-ervaring van. ‘Ja
maar dokter, het heeft mijn leven veranderd en ook dat van mijn man
en de kinderen, het is zo anders, ik weet nu waarom het allemaal is,
ik weet het allemaal nu”. “Ja, mevrouw, jammer maar het
is een illusie, het is gewoon hersenactiviteit”. ”OK,
dokter, dus wat u nu zit te vertellen, wij hier in gesprek, dat zijn
dus ook hersenactiviteiten?” “Jazeker, wij zijn ook
hersenactiviteiten, dit is niets anders dan verkeerde
hersenactiviteit” “Oh, maar uw hersenactiviteit op dit
moment is de werkelijkheid en de mijne was een illusie?!” “Ja,
u heeft het goed begrepen, het ene is wetenschap, het andere is
niet-echt”,
Wat willen wij nou nog als we niet serieus nemen wat we
ervaren maar alleen nog maar serieus nemen wat we in onszelf kunnen
observeren, volgens mij raken we dan in ieder geval een beetje het
spoor in onze levende werkelijkheid kwijt.
Laten
we eens met een ander oog naar een embryo gaan Ik zei u al dat een
embryo beweegt, dat kan je zien. Jaap laat een aantal plaatjes, van
verschillende stadia van het embryo, snel achter elkaar zien. U kunt
zien dat dat embryo in zijn gestalte verandert, in die zin beweegt
het embryo het groeit, het voert een beweging uit. Als ik bewegingen
heb, zeker als vormen in beweging zijn, dan heb ik een mogelijkheid,
en dat is; ik kan proberen zo’n beweging te verstaan. Níet
om het te verklaren. Verklaringen zat, die heb ik ook wel, ik weet
wel hoe deze groeibewegingen hier veroor-zaakt worden - maar wat voor
bewegingen maakt dit embryo, dit wezen, en waarom maakt een aapembryo
een andere beweging, en een leeuwen-embryo ook
weer een andere beweging? Omdat ze anders ‘gestalten’ om
maar een germanisme te gebruiken. Ze brengen een andere gestalte tot
stand. Misschien is uw lichaam wel de eerste uitdrukking van uw ziel.
Probeer dat eens een keer te denken. Dat uw ziel niet uit een brein
komt of dat je eerst een jaar of wat moet wachten voordat zo’n
brein klaar is en dan begint een ziel te ‘produceren’.
Maar als u nou misschien toch een wezen bent van geest en lichaam dan
is dit misschien wel het eerste wat u doet, en dat is uw gestalte
geven in dat lichaam. Ik ben geïnspireerd door een groot
embryoloog, Erich Blechschmidt, en die zegt: “In dat zich
bewegende embryo, dat embryo dat aldoor van gestalte verandert, übt
sich das Seelische voraus”. De ziel oefent zich vooruit.
Hij zegt: Ziel is niet iets wat er later bijkomt maar ziel is iets
dat zich eerst in vormen, in lichaam, moet uitdrukken en dan later
misschien komen diezelfde bewegingen en gebaren terug op een ander
niveau.
U
kunt bijvoorbeeld zien dat een menselijk embryo op een gegeven moment
zijn hoofd optilt, dat doen menselijke embryonen ook daadwerkelijk.
Ze zijn op een gegeven moment helemaal naar binnen gekeerd (gekromd)
en dan langzamerhand groeit het hoofd dus omhoog, u tilt uw hoofd op
als het ware. En als u even wacht, ziet u na een tijdje ook het
bekken naar buiten draaien en wat gebeurt er dan, dan komt het embryo
rechtop. Dat doet u niet met spieren en gewrichten, dat is een
groeibeweging. Embryo’s richten zich op. Embryo’s tillen
hun hoofd op, embryo’s draaien hun bekkens naar onderen. Heeft
u dat wel eens eerder gezien? Ja….dat heeft u wel eens gezien,
want kleine kinderen doen het precies zo en ook nog eens een keer in
exact dezelfde volgorde. Eerst dat hoofd optillen, om zich heen
kijken, dan het bekken onder de romp rollen en dan gaan ze zitten,
nog weer verder om zich heen kijken en dan die benen naar beneden
slaan en dan staan ze opeens overeind, met grote vreugde. En kunnen
ze rechtop gaan. Embryonen hebben dat bij wijze van spreken al een
keer gedaan! U heeft ook een lichaam perfect geschikt om rechtop te
lopen, er is geen dier dat het kan. Geen dier kan rechtop gaan. Ja,
op twee voeten lopen, dat is wel vaker vertoond, dat kon je ook in
Jurassic Park al zien, maar rechtop gaan is uniek voor de mens. Dus
het zegt nogal wat, dat het menselijk embryo, dat kennelijk ook
groeiend een keer gedaan moet hebben om later dat mogelijk te maken.
Zo’n rechtop gaand lichaam is dus misschien wel een vorm van
menselijk gedrag.
(Jaap
richt zich tot een mevrouw in het publiek die in een rolstoel zit).
Ben je, als je gehinderd bent in rechtop te staan, niet meer in staat
rechtop te gaan? Als ik de vierdaagse van Nijmegen loop, lopen er
altijd zo’n 1000 zogenaamde gehandicapten mee, bijvoorbeeld
spastische mensen, mensen na een hersenbloeding, enzovoort. Ik herken
ze altijd en ik ga er altijd stiekem naast lopen om een gesprekje te
krijgen. En ik ken het verhaal. “Ja dokter inderdaad, ik had
een hersenbloeding zes jaar geleden, het was rampzalig, ik kon niet
meer praten, ik kon niet meer schrijven, ik kon niks meer en mijn
persoonlijkheid was ook nog eens veranderd. Toen ben ik gaan
revalideren en toen kwam ik bij de fysiotherapeut en die heeft me
onder de arm genomen en na een jaar of drie kon ik weer lopen en toen
kwam er een moment dat ik tegen mezelf zei: ”Als ik een keertje
beter word, dan wil ik de Vierdaagse van Nijmegen lopen. En nú
ben ik hier, dokter”. Dat is in het kort het verhaal van zo
iemand. Als u niet ziet hoe zo iemand uit zijn of haar ogen kijkt,
dan weet u niet wat rechtop gaan is. Rechtop gaan is een gebaar van
de ziel, van de geest. Grijpen is een gebaar van de ziel en de geest.
Ademen, pakken en loslaten is een gebaar van de ziel en de geest.
Maar eerst doe je die dingen, die gebaren, misschien ook fysiologisch
èn in vormen. Denk niet dat u voor de eerste keer adem-haalt
als u geboren wordt, dat is de tweede keer. Denk überhaupt niet
eens dat u voor de eerste keer geboren wordt als u geboren wordt, u
heeft al een keer in de vierde week van uw bestaan een geboorte van
het lichaam doorgemaakt en u bent er bijna aan ten onder gegaan. Als
we in de vierde week een lichaam vormen dat inderdaad zelfstandig kan
zijn….. precies hetzelfde herhaalt zich bij de geboorte.
Wat
doe ik nu…ik ben al lang niet meer bezig met bewegingen, ik
ben bezig met gebaren. Voor mij zijn bewegingen ook
uitdrukking van een handeling. Hoeveel vuisten kan een mens
maken? Wat is een vuist? Wilt u een verklaring, dan komt u maar naar
Maastricht dan ga ik een college geven over de vuist. Dat kan ik ook,
ik ben anatoom, ik weet echt wel wat er in een menselijke vuist
gebeurt. Ik weet welke zenuwen, spieren, gewrichten en welke
hersengedeeltes en wat voor andere dingen daar al dan niet aan te pas
komen. Maar dat bedoel ik niet, dat is een verklaring geven
van de vuist. Dat is een verklaring geven van de bijna-dood-ervaring,
dat is een verklaring geven van wat er gebeurt in een menselijk
lichaam. Ver-klaringen zijn mij niet genoeg. Ik wil verstaan en dat
is iets anders. Hoeveel vuisten kan een mens dan maken? Wat kan er in
een vuist worden uitgedrukt? Als je het zo vraagt, dan heeft een mens
opeens een heleboel vuisten. Kent u Mandela nog, de vuist van
Mandela, dat was een vuist van triomf. En zijn collega Mugabe maakt
ook vuisten maar dat zijn heel andere vuisten. Daar moet u veel
banger voor zijn, voor zo’n dictatorvuist. En kent u nog
Mohammed Ali, nou voor die vuist zou ik maar helemaal uitkijken, daar
zit agressie achter. Kent u het nog van vroeger, dat u zich schaamde
of bang was, dan had u ook een vuist, meestal verstopt in uw zak. Wat
is dat nu voor een vuist, dat is niet een anatomisch ding, een vuist
is niet alleen maar een beweging van botten en gewrichten, een vuist
is een gebaar, het drukt iets uit. Maar ja, u moet dan wel de context
weten, anders verstaat u hem verkeerd. Dus de hele anatomie van de
vuist zegt u nog niks over wat een vuist betekent. De hele anatomie
van deze vormen, deze lichaamsvormen zegt mij nog niks over wat het
betekent. Wat doet een mens, een menselijke ziel of geest hier in en
met dat lichaam? Dan zit ik midden in mijn fenomenologie.
Fenomenologen die zijn er niet op uit om vormen, bewegingen,
orgaanprocessen te verklaren maar om ze te verstaan, te begrijpen. En
dan wordt opeens een lichaam en zeker een embryo ontzettend
interessant want een embryo is voortdurend bezig zijn lichaam tot
stand te brengen. Hoort u wat een mooi woord, tot stand brengen.
U beweegt helemaal niet, u brengt tot stand. Eigenlijk is elk bewegen
van ons, elke beweging die we maken, is een tot stand brengen maar zo
razendsnel dat u beleeft……(Illusie? Volgens mij is dát
nu een illusie!), dat u beweegt. Dit was een grapje maar ik bedoel,
van bewegen en tot stand brengen uitgaand kom ik op een soort
mogelijkheid. Stel nou eens dat wij een twee-eenheid zijn, dat elk
levend wezen op aarde een twee-eenheid is. Dat daar geest is, project
is, zin, bedoeling, impuls, schepping, aan het werk is, zich
manifesteert, probeert te realiseren en dat hetgeen gemaakt wordt het
ex-acte is, dat wat we kunnen meten en wegen en in de anatomie
beschrijven en in de wetenschap analyseren. Maar dat er ook een
en-acte dimensie is, de daad, daar wordt iets gedaan. Wat doe
ik dan als morfoloog, dan denk ik, vormen komen altijd uit beweging.
Ik heb het niet anders geleerd van het embryo dan dat mijn primaire
activiteit, primaire lichaamsactiviteit een bewegen is, een groeien
is. Al die bewegingen waar ik u net van vertelde, ademen, grijpen of
wat dan ook, je hebt het eerst allemaal groeiend bewegend gedaan en
dan komen armen, benen en organen tot rust. Maar achter de
(lichaams)beweging kan een gebaar zitten want je hoofd optillen of
een lichaam rechtop zetten - er is geen dier dat het doet - zal dus
wel iets zeggen over mens zijn. Neem het gewoon eens serieus en
doezel niet eens alles weg onder de overeenkomsten tussen ons en het
dier maar kijk ook eens een keer goed naar de verschillen. Ik ben op
zoek naar Wat betekent die menselijke gestalte en dan zie ik als
groot belangrijk verschil dat wij de enige gestalte zijn die het
zwaartepunt van zijn lichaam in zich heeft. Nou, dat is nogal
wat, er is dus geen dier op Gods aardbodem dat tot zichzelf kan
komen, tenminste wat zijn zwaartekracht betreft. Altijd trekt de
zwaartekracht het lichaam naar buiten… naar ‘daar’.
De mens is zo vorm gegeven - en daar heeft ie ook embryonaal voor
bewogen om dat lichaam als het ware tot stand te brengen -, wij
hebben het zwaartepunt van ons lichaam in ons zelf. Zwaartekracht
brengt ons tot ons zelf. Dat zijn niet zomaar loze dingen, ik vind ze
als betekenis heel zinvol, dus ik ben op zoek, misschien zit
daarachter….een handelend wezen. Nou wordt het heel eng en
zeker in het jaar van Darwin. Het jubeljaar van “Er is geen
doel, er is geen zin en betekenis”. Tenminste, dat wordt Darwin
toegedicht, want dat laatste heeft hij dus absoluut niet gezegd.
Darwin heeft ons een mechanisme gegeven, uitleg, een verklaring en ik
kan u, volkomen in harmonie met Darwins theorie een uitleg geven aan
de hand van het embryo, dat de hele menselijke ontwikkeling, dat de
hele evolutie een dáád is. Dat iets acterends, iets
handelends, zich realiseert via een proces van bewegen, trial and
error, en dat dat uiteindelijk, laten we zeggen, deze zichtbare
wereld tot stand brengt. Waarom niet? Evolutie als schepping, dat
bijt elkaar helemaal niet als u maar een ander standpunt in wilt
nemen en achter elke beweging eventueel een handeling wil zien. Zo
kan ik zelfs het Darwinisme in harmonie brengen met een morfologie,
met een wetenschappelijkheid die in de dingen ook zin, betekenis en
doel ziet. Dat is helemaal niet strijdig met elkaar in tegenstelling
wat er zo vaak beweerd wordt. U moet gewoon voorzichtig zijn, u moet
in ieder geval serieus nemen wat u ziet en wat zie ik dan?, Voor mij
is een menselijk embryo, is het menselijk wezen, sterker nog, is elk
levend wezen een verschijning in de tijd. Uw lichaam is geen ding, uw
lichaam is geen machine, uw lichaam is een proces. Het is een
groeiend, bloeiend, handelend, gebarend, functionerend, doend proces
in de tijd. U heeft sowieso een tijdslichaam en er is geen anatoom
die dat in kaart kan brengen. Bij embryonen zie je dat heel
duidelijk, het lichaam is voortdurend in de tijd metamorfoserend, u
komt uit de tijd.
Levende
organismen leven in de tijd, organismen hebben ook een tijdslijf of
een tijdsruimte en zo kijk ik dus ook naar deze vroege embryonen
(Jaap toont een afbeelding van de stadia van het menselijk embryo in
de eerste week).
Dit
hier (de meest links afgebeelde vorm) is niet een cel, dat is een
gigantische vergissing want het ziet er uit als een cel. Deze eerste
fase van een mens heet een zygote en bijna iedereen noemt dat
een bevruchte eicel. Maar in mijn embryologie bestaan helemaal geen
bevruchte eicellen. Zodra de eicel wordt bevrucht, verandert ze in
iets totaal anders en dat is een zygote, dat kan een mens worden, het
kan delen het kan groeien, bloeien, het kan ontwikkelen maar het is
bepaald geen cel meer. Dat is een (ééncellig)
organisme. Dit is een menselijk lichaam, zo zag u er uit toen u één
dag oud was. Waarmee ik niet wil zeggen, dat u er niks mee mag doen
maar alleen maar even bewust zijn dat het niet zomaar een celletje
is. Het is een levend wezen van één dag oud en zo zag u
er uit toen u één dag oud was.
En zo zag u er uit toen
u drie dagen oud was (vierde plaatje van links). Het kon niet anders
want u moest eerst eens een beetje orde scheppen in die chaos.
Celdeling heeft niet primair of alleen maar met groei te maken,
celdelen is organiseren, or-ga-nisme. Dan ziet u, een organisme
organiseert zich eerst in cellen. En dan organiseert het organisme
zich in verschillende cellen dan krijg je organen maar elke keer zie
je dat dit het primaire is. Primair is het ‘geheel’. En
dan organiseert u een lichaam, elk levend wezen doet dat, in
onderdelen, in organen. Hoort u wat ik zeg….? Hier staat een
anatoom voor u die al, ik weet niet hoeveel lichamen uit elkaar
gehaald heeft, die al, ik weet niet hoeveel colleges gegeven heeft,
boeken gelezen heeft over de anatomie en die beweert dat u niet uit
uw organen bent opgebouwd. Dat is ook niet zo. U bent niet uit uw
cellen, uw organen of uw genen opgebouwd. Het embryo laat toch zien
dat het andersom gaat. Het embryo laat zien dat u een gestalte bent
in de tijd en dat u in de tijd voortdurend verandert, en dat in dat
lichaam, daar vindt organisatie plaats. Daar maakt u, daar brengt u
cellen, typen, soorten cellen, organen tot stand. Zo zie ik de
menselijke ontwikkeling. Zo zie ik het menselijk lichaam als proces.
Dus dit is bepaald geen klompje cellen. Kijkt u ontzettend uit met
het fenomeen ‘vormovereenkomst’ Want het lijkt misschien
wel op een klompje cellen. Als het daarop lijkt dan is de volgende
stap… het ís (niets anders dan) een klompje cellen en
de derde stap is dan: …het is geen mens of het is nog geen
mens. Dat komt in mijn woordenboek niet voor.
Er
bestaat geen fase in het embryo waarin u nog geen mens bent. Heeft u
ooit een foto van zichzelf, aan iemand laten zien, van toen u drie
jaar oud was en nog in de zandbak speelde en zei u toen van; “Kijk;
dit was ik nog niet”. Doet u dat? Nee, dan zegt u: ”Kijk,
dat ben ik” Of: “Zo was ik toen ik drie jaar oud was”.
Nou, zo zag u er uit toen u één dag oud was, en zo was
u toen u drie dagen oud was. Al die beelden die u net gezien hebt,
dat zijn allemaal gestaltes die u ook heeft doorgemaakt. U heeft al
die bewegingen, al die processen, het strekken van uw armen, het
grijpen van de beweging, het sluiten van uw ogen, het openen van uw
ogen, u heeft het allemaal groeiend een keertje ‘voorgeoefend’.
Das Seelische übt sich im voraus. De ziel, de geest is
niet iets wat er later bijkomt maar de eerste daad van de geest, de
eerste acte. De eerste ‘en-act’ van het geestelijke
principe achter elk lichaam is het scheppen van dat lichaam. Dan kom
ik helemaal niet in de problemen met de anatomie of met de
morfologie, ik kom alleen maar in de problemen met mijn ‘collega’s’
want die hebben een ander standpunt. Dat is ook weer niet zo erg,
want dat is wetenschap, daar gaat wetenschap over, het duidelijk
maken van je standpunt. Niet om de waarheid, dat is een tragisch
misverstand. En tegenwoordig denken veel mensen dat de wetenschap de
waarheid spreekt en de anderen per se niet.
Nog
een keertje, een mens is een beweging, een proces in de tijd. U
verschijnt in de tijd en u maakt daar gebaren, u handelt daar en het
gaat er om: Kun je die bewegingen, die gebaren verstaan? Nog een heel
belangrijk principe is het volgende. Ik zei u al, primair is het
‘geheel’ en secundair zijn uw lichaamsonderdelen, u bent
geen Lego bouwpakket opgebouwd van lichaamsdelen of organen. Het is
niet waar, ook al kan een lichaamsdeel vervangen worden door een
machine of een prothese of wat dan ook, dat bewijst nog niet dat uw
lichaam is opgebouwd uit onderdelen. Dat is een tragisch misverstand
dat, net zo goed als met die bijna-dood-ervaring, als iemand in zijn
hersenen is beschadigd en een andere persoonlijkheid krijgt, - wat
mijn vrouw dus ook is overkomen want ze had een hersentumor -, dan
bewijst dat nog niet dat haar brein haar persoonlijkheid produceert.
Het bewijst misschien ook dat je brein een heel belangrijke
voorwaarde is voor je ziel (geest) en je persoonlijkheid om te
verschijnen. En als uw brein kapot is, komt u er anders uit te zien,
dat klopt, maar denk er om: Het experiment bewijst nog niet dat u het
begrepen heeft. Hetzelfde geldt hier, ik praat over organen. Hier
ziet u een oog (Jaap wijst op een plaatje van een embryo). Het oog
van een embryo is een heel wonderlijk oog. Het is een ontzettend
grote zwarte vlek, bij u is die grote zwarte vlek gereduceerd tot een
klein zwart, stukje, dat is uw pupil, er zit een gat als het ware aan
de voorkant van het oog en wij kunnen door de pupil heen achter in
het oog kijken. En het is zo zwart als wat, uw oog is van binnen
hartstikke zwart, dat is de retina of het netvlies, het is het meest
zwarte orgaan wat we hebben. Maar bij embryonen ziet u dat hele
zwarte netvlies nog door de huid heen schemeren. En dan gaat het
embryo, zo in de achtste week, twee dingen doen. Ten eerste gaat het
de ogen sluiten en dat betekent dus, sluiten. Ik zei u al, een embryo
doet alle dingen die we later fysiologisch en misschien ook
psychologisch kunnen, zoals rechtop gaan, grijpen, nemen, een embryo
doet dat allemaal eerst in vormen, morfologisch, als een
vooroefening. En wat doet een embryo hier? Het eerste is, het gaat de
ogen sluiten. Niet met spieren, die zitten er nog niet, het is geen
knipoogje maken, nee, het is echt de ogen dichtdoen, dan groeien de
oogleden aan elkaar en u kunt ongeveer vier maanden in die zin niet
‘kijken’. Na een maand of vier, vijf wordt die spleet
opengemaakt, geopend, gegroeid, open gegroeid en dan ziet u de
oogleden weer terugwijken en dan heeft u een oog wat open en dicht
kan gaan. Dus een mooi voorbeeld weer van … ja, wat is ogen
sluiten en ogen openen? Dat moet je eerst groeiend doen als embryo
zodat het later fysiologisch en misschien zelfs wel psychologisch
mogelijk is. Want misschien is je ogen openen en dichtdoen eerst wel
een psychologisch gebaar of een zielengebaar. Hoeveel mensen lopen er
in deze wereld niet rond met hun ogen dicht? Dus de stap van
Blechschmidt is, om dat lichaam te verstaan op zielentaal en de mens
van meet af aan en niet pas bij of na z’n volwassen leven te
beschouwen als een manifestatie van ziel en lichaam, van geest en
materie en van meet af aan. Alleen in de embryonale fase is de spraak
van die ziel, de spraak van die geest, is dan nog het lichaam.
Maar
in dit voorbeeld van het oog speelt nog iets. Kijkt u hier eens naar,
dat is een ooglens in aanleg. Lenzen zijn in het begin alles behalve
goed, want lenzen zijn in het begin natuurlijk verschrikkelijk
troebel. Lenzen zijn net als alle organen van cellen opgebouwd en
cellen zijn bepaald geen zakjes met water. Mocht u nog denken dat u
voor 90% uit water bent opgebouwd, dan moet u dat heel gauw vergeten.
Als ik in een lichaam snijd en ik heb wat in lichamen gesneden hoor)
en er komt water uit, is het echt helemaal mis, want of pathologie
bv. oedeem of het is dood, dan is het een lijk. Bij een gezond levend
mens zit helemaal geen 90% water in het lichaam, u bent niet een zak
water, uw water is georganiseerd. 90% van uw lichaamswater is
georganiseerd in celwater, in matrixen, interstitiëel,
‘tussenwater’, allerlei vormen van water. Eigenlijk is
water in het lichaam een uitzondering. Heel zelden zijn er plekjes in
uw lichaam, daar gaat u inderdaad water maken. Het ziet er dan wel
uit als water uit de kraan, helder en zo maar het is orgaanwater, dat
door het organisme wordt gemaakt, geproduceerd, orgaanwater dus. Dat
kost moeite, om water te maken in je lichaam. Het zit in de
gewrichten, het zit in de vruchtzak. Elke vroedvrouw weet dat
laatste: het water in een vruchtzak moet helder water zijn. Elke
neuroloog weet het, het hersenvocht moet glashelder zijn. Dat is een
prestatie, dat is een activiteit van het lichaam om daar helder water
te maken. Wat gebeurt er als dat fout gaat, als er pathologie komt,
dan krijg je troebeling. Terug naar de lens. Iets dergelijks geldt
ook voor de ooglens. De lens is in eerste instantie een troebel
orgaan. Maar dan gebeurt het, dan gaat een lens eiwitten maken, heel
bijzondere eiwiten, kristallines, alfa, bèta en gamma
kristallines en die gedragen zich als een kristal en wat gebeurt er
dan? Dan krijgt u een van de meest doorzichtige organen die u kent.
Een orgaan waar je door heen kan kijken. Dat is dus geen stuk glas
hoor, dat is een orgaan waar u een leven lang voor moet zorgen dat
het doorgankelijk, doorzichtig blijft. Zo niet, pathologie. Dat had
mijn moeder, die kreeg staar en toen ging ze naar de dokter en, o
wonder, de dokter beloofde haar twee nieuwe lenzen. Ik heb gezegd:
“Moeder dat kan niet, mijn ‘collega’s’ kunnen
veel, maar ze zijn niet God. Niemand kan jou nieuwe lenzen geven,
echt niet dat is onmogelijk. Het lensproces wat je een leven lang zo
goed hebt gedaan, dat is gaan haperen en dan zit je met een paar
troebele lenzen en daar kunnen ze een paar prothesen voor in de
plaats zetten maar geen nieuwe lenzen, dat kan niet moeder”.
Misschien tegenwoordig hè, met een stamcel, je weet het maar
nooit maar wat die oftalmoloog doet, is zeker geen nieuwe lenzen
geven. Dat is een kunstlens geven. “Ja”, zei mijn moeder,
“ja dat zei de dokter ook al, hij zei; mevrouw uw lenzen zijn
gewoon stukken glas en ik zet er gewoon twee nieuwe stukjes glas in”
Ik vind dat dom. Ontzettend dom, een lens is geen stuk glas Dat een
lens kan functioneren als een stuk glas en vervangen kan worden door
een stuk glas, bewijst nog niet dat het een stuk glas is. Een stuk
glas is materiaal met de eigenschap, doorzichtigheid, en dat zal het
altijd blijven maar een lens is een orgaan, waarin die
doorzichtigheid, een levenslange procesactiviteit is, dat dóet
het organisme. Dat is een activiteit. Voelt u het enorme verschil?
Hij
komt…..de menselijke robot, hij zal komen en hij zal alles
beter kunnen en doen dan wij kunnen. Want van dat laatste, daar
houden wij zo van. Het moet vooral beter, sneller en hoger en harder.
En mijn moeder zei nog, voordat ze die lenzen kreeg; “Beter is
de vijand van goed”! Die robot, die komt en die zal alles
kunnen wat wij ook kunnen, maar laten we hem in godsnaam niet
erkennen als medemens of (menselijke) rechten geven of zo iets of als
een wezen behandelen. Er zijn al wetenschappers die het willen, die
aan de bioconstructen en dingen die ze synthetiseren en op de
computer maken enzovoort, och eigenlijk wel een soort rechten willen
geven. Dierenrechten, recht op bescherming. Never niet, nooit. Al
wordt ie nog zo gecompliceerd, al wordt ie nog zo fantastisch, zelfs
de meest fantastische robot zal niet die ‘eenvoudige’
daad / handeling kunnen verrichten die elke embryo, elk mensenkind,
elk mens dagdagelijks doet….en dat is: ‘je lichaam
doen’. Want dat is de eerste daad van een geestelijk wezen als
het zich organiseert.
Uw
bloed is geen vloeistof, uw bloed is een orgaan. Als u naar mijn
cursus embryologie komt dan zal ik u laten zien wanneer en hoe bloed
ontstaat en dan blijkt bloed een orgaan te zijn. Een orgaan met de
fantastische mogelijkheid als vloeistof te kunnen functioneren. Zodat
je een orgaan krijgt dat kan bemiddelen, dat het in de evolutie
mogelijk maakt dat de dieren groter kunnen worden. Want als bloed
komt, dan kun je ruimte maken, nog meer ziel, nog meer lichaam en dat
bloed zorgt dat de zaken met elkaar verbonden blijven. Een orgaan dat
bemiddelen kan als een vloeistof. En als u dat niet doet, als u daar
mee ophoudt…problemen, dan gaat het stollen. Want bloed is een
weefsel, bloed is een orgaan, en een voor de hand liggende neiging
daarvan is om dus te stollen en netwerken te vormen, maar uw bloed
niet, een leven lang houdt u dat vloeibaar. Dat honderdduizenden
mensen gered zijn door hun bloed te vervangen door een zak water
(plasma), bewijst nog niet dat uw bloed maar gewoon een zak water is.
Zo, wat wil ik u zeggen, is dit: het embryo heeft mij een belangrijke
les geleerd over het menselijk bestaan. Dat is dat wij
psychosomatische wezens zijn en dat onze eerste verrichting, ons
lichaam is. Je lichaam doen. Ik heb er een prachtig gedicht bij, dat
is van Rumi. Rumi is een filosoof uit de dertiende eeuw, hij zat een
beetje op de grens van Islam en Christendom en Rumi heeft prachtige
gedichten geschreven en dit is er eentje van. Moet u maar eens
luisteren wat hij doet, ik heb het helaas alleen maar in het Engels.
Rumi draait de dingen om want ik ben nog steeds bezig met die vraag:
waar komen wij vandaan? Wat hadden we ook al weer afgesproken? Als we
ergens vandaan komen, moet er wel een ‘Daar’ zijn, anders
kun je er niet vandaan komen. Rumi doet dat, Rumi gaat ervan uit dat
er een ‘Daar’ is, waar we misschien vandaan komen, waar
we naar toe gaan, waar we ingebed zijn, waar we bedoeld zijn. Een
Daar.
When
grapes
turn
to wine,
they
long for
our
ability to change.
When
stars wheel around the North Pole,
they
are longing for
our
growing consciousness.
Wine
got drunk with us, not the other way.
The
body developed out of us,
not we from it.
We
are bees,
and
our body is a honeycomb.
We
made the body,
cell
by cell we made it.
Rumi
(1207
- 1273)
From:
The enlightened Heart, edited by Stephen Mitchell
Hij
draait de dingen ook om als hij zegt:; “Als druiven veranderen
in wijn, dan verlangen ze naar onze mogelijkheid om te veranderen”.
Hij bedoelt daarmee; als wij dronken worden, vinden die druiven
eindelijk hun vervulling want daar waren ze misschien wel voor
bedoeld, om mensen dronken te maken. Je draait de dingen gewoon om,
dan word je niet dronken dóór de druiven maar de
druiven worden dronken door ons. Of wij van hun. Als de sterren om de
Noordpool draaien, dan verlangen ze naar ons bewustzijn. Als Columbus
een sextant neemt en vijf eeuwen geleden naar het westen vaart en
zich oriënteert op de noordpoolster, dan komt de noordpoolster
eindelijk tot vervulling voor het menselijk bestaan…..Leuke
gedachte, dat dat alles om ons heen met ons en wij met alles om ons
heen van doen hebben. Wijn wordt dronken met ons, niet de andere kant
op. “The body developed out of us, not we
from it”. Het lichaam is uit ons ontwikkeld en niet wij
uit het lichaam. “We are bees and our body’s are
honeycomb”, wij zijn bijen en ons lichaam is een bijenkorf. “We
made the body, cell by cell we made it”. Dus cel voor
cel hebben wij ons lichaam gemaakt. Dat is een heel interessante
gedachte.
Kijk
nou weer eens terug naar dit beeld. Ik zei u al, voor de geboor-te,
dan heeft een mens eigenlijk twee lichamen. Je hebt een naar buiten
gewend lichaam, een lichaam dat dus kan wortelen en ademhalen en
uitscheiden, de ‘kinderkoek’ dus. Eigenlijk leeft u daar.
En, nogmaals, dat is niet aan dat lichaam toegevoegd, dat is wat
dokters altijd beweren, dat het aanhangsels zijn, maar dat komt omdat
dokters dus Darwin in hun hoofd hebben en denken dat placenta’s
later in de evolutie zijn gekomen, dus later ‘aan het lichaam
zijn toegevoegd’. Maar als embryoloog heb ik dat nog nooit
gezien, ik heb nog nooit een placenta aan een lichaam zien worden
toegevoegd. Ik zie het omgekeerde, ik zie dat uit één
lichaam van één week oud, twee oriëntaties
tevoorschijn komen. Eén gedeelte van mijn lichaam gaat zich
naar buiten oriënteren en gaat zich wortelen in moeder en
verbinden, en mijn andere lichaam gaat zich daarvan verzelfstandigen.
Kent u een ‘oerder’ gebaar van het bestaan dan dat?
Verbinden en je vandaar uit verzelfstandigen. Deelnemen en er
tegenover staan, daar heb je het weer, die tweeheid, u krijgt een
tweeheidlichaam. Dus die placenta, dat is niet iets secundairs, dat
is niet iets toegevoegd, dat is uw prenatale lichaam…daar
bestaat u. En waar bent u mee bezig? U bent bezig het zogenaamde
‘eigenlijke lichaam’ te vormen, en als foetje, stap voor
stap, gaat dat lichaam ook functioneren. Dan gaan er hersentjes
werken en dingetjes gebeuren en bewegen. Kijk nu eens naar het enorme
verschil tussen een volwassene en een embryo dat in dit schema wordt
uitgedrukt. Fenomenologen houden van verschillen en contrasten, wij
vinden het prettig om bv. dingen tegenover elkaar te zetten. Als u
mensen wilt begrijpen, bestudeer dan nou es een keer geen apen want
die zijn veel te menselijk of wij zijn veel te apig, het is maar net
wat u wilt. Of je nu chimpansees bestudeert om te bewijzen dat de
mens een aap is of je bestudeert apen om aan te tonen hoe menselijk
apen zijn, het is me om het even. Maar ze zijn zo dicht tot elkaar.
Neem maar lekker een tijger en vergelijk dat maar eens met uw buurman
en dan naar de verschillen zoeken. Dan ga je misschien begrijpen wat
een dier en wat een mens is.
En het eeuwige evangelie van dat wij maar het zoveelste dier zijn en
dat Darwin dat beweerd zou hebben of bewezen zou hebben, het slaat
echt nergens op. Darwin heeft een ontwikkeling aangetoond en
aangetoond hoe dat werkt maar ontwikkelen is niet steeds meer van
hetzelfde. Dat is ontwikkelen niet, ontwikkelen is steeds iets anders
doen en daar weer verder mee komen. Dus dat er verschillen zijn
tussen mens en dier dat hoef je niet te camoufleren maar dat wordt
altijd gecamoufleerd, omdat wij daar niet van houden. Wij hebben nou
eenmaal een bepaald standpunt over onszelf.
Kijk
nou nog eens een keer naar het verschil tussen een volwassene en een
embryo en natuurlijk is een embryonale fase een onderdeel van het
hele menselijk organisme dat in de tijd verschijnt. Een volwassene
dóet met zijn lichaam. Inderdaad, ik noem dat zo; de mens, de
volwassene is centrifugaal. Ik ben hier en daar streef ik, de wereld
om mij heen is mijn doel, daar zet ik mijn handelingen neer, daar
schrijf ik mijn boeken, daar beweeg ik, daar doe ik, daar praat ik.
Dus ik ben hier, en er is een ‘Daar’ om mij heen, om te
doen, daarin te bestaan en daarin te handelen. Het doel van mijn
bestaan, mijn oriëntatie is de wereld, de omgeving. Als embryo
kan dat niet. Ik als volwassene heb een instrument, mijn lichaam is
op zijn minst een instrument. Voor de meeste mensen is dat
tegenwoordig een instrument van ‘het brein’, want bijna
iedereen is tegenwoordig een brain-body dualist dat wil zeggen, het
brein is een bijzonder plekje in het lichaam en daar ‘zit’
ik eigenlijk met mijn ‘ziel’, en de rest, dat is allemaal
instrument geregeld door dat brein. Ik kan daarmee dingen pakken en
grijpen. Hoe je het ook bekijkt een lichaam als instrument. Voor
anderen die wel een geestelijke kern in de mens aannemen, klopt het
ook: mijn lichaam is een instrument om mij uit te drukken. Dat is de
volwassen situatie. Een embryo heeft een reuzengroot probleem. Ik zal
het heel snel voordoen. Stelt u zich voor: een embryo van vier weken
oud wil een glas water nemen. Dat kan niet want als je vier weken oud
bent heb je nog geen arm. Voor mij als volwassene geen enkel
probleem. Ik heb een arm, helemaal geschikt en in staat om een glas
water te nemen en te drinken. Wat moet je doen als je embryo bent en
je hebt nog geen arm, dan is het eerste wat je moet doen, ‘je
een arm groeien’. En hoe groeit een arm? Een arm groeit zo; hij
buigt en even later draait ie naar buiten en dan strekt hij, dat
heeft met spieren en gewrichten niks te maken maar de manier waarop
je een arm groeit is bv. een heel andere manier dan waarop je een
been groeit. Ik neem even als voorbeeld, een embryo is nog in zijn
bestaan bezig dat lichaam te vormen en te doen en zijn eerste greep
is een groei-grijpen en zijn eerste hoofd-op-tillen is een
groei-hoofd-op-tillen, begrijpt u een beetje. Dat is wat ik zie, dus
het embryo leeft andersom. Het leeft centripetaal. Het leeft
‘van Daar naar Hier’. Dit hier, dit zogenaamde
‘eigenlijke lichaam’ (Jaap wijst het aan) is dan het doel
van je bestaan, je lichaam nog organiseren. Daarom bent u ook nu nog
steeds embryo, want in u zit natuurlijk ook nog een hele hoop
activiteit en u bent de hele dag bezig om dat lichaam in stand te
houden. Gelukkig bent u zich daar niet zo bewust van, want dat
gebeurt dus heel diep weg bijvoorbeeld in uw beenmerg en in uw lever
en in uw botten. En we zijn we dat ook ‘vergeten’ want
iedereen lijkt te zijn gaan denken dat geest alleen maar in je hoofd
zit. Maar geest of ziel zit niet alleen maar in je hoofd. Als u een
ziel hebt dan zit die tot in uw kleine teen tot aan de achterkant van
uw galblaas, daar zit ook geest, aan het werk, maar op een heel
andere manier dan in hersenen. In hersenen kan geest kennelijk andere
dingen doen dan in een lever. Maar dat andere, dat embryonale
bestaan, dat is er nog steeds.
Het
leuke is, dat de vraag Waar kom ik vandaan? eigenlijk als je naar de
fenomenen en de gebaren kijkt, wel eens beantwoord zou kunnen worden
met: HIER kom je vandaan (Jaap wijst naar de kinderkoek). En weet u
wat dan zo leuk is,? Als je dan geboren wordt, wordt het opeens iets
heel anders. Je begint als éénheid, en u blijft ook een
éénheid maar in de eerste week bent u nog een mooie
éénheid met een groot rond lichaam, eerst ééncellig
en dan meercellig, dan veelcellig maar nog steeds een mooi rond
lichaam. Aan het eind van die eerste week, differentieert, krijg je
verschil in een zogenaamd ‘centrumlichaam’ en een
zogenaamd ‘periferielichaam’. Kijk maar even mee, voel
maar even mee, een centrumlichaam en een periferielichaam. Uw hele
lichaam zit nog zo in elkaar hoor, want voortdurend heb je een plaats
in je lichaam en daar doe je zo (wijzend op de borst) ‘Ik en je
hebt voortdurend plaatsen in je lichaam en daar doe je zo (naar
buiten wijzend naar een ander): Hallo, laten we iets doen. Dat is een
essentiële organisatie van uw lichaam, dat u kunt verbinden en
handelen en doen in de wereld, en dat u er over na kunt denken en er
vooral niks mee te maken wil hebben. Je hoofd, je armen en je benen,
misschien is dat wel wat hier gebeurt, een primaire tweegeleding van
een Hier en een Daar. Wat gebeurt er dan? Aan het eind van de eerste
week gaan ze voor het eerst uit elkaar, die twee oriëntaties
maar dan zitten ze nog aan elkaar vast, die lichamen. Vervolgens gaan
ze uit elkaar, stapje voor stapje, het duurt heel lang. Het duurt
negen maanden en eerst is de verbinding nog een beetje los,
bindweefsel, en dan wordt de verbinding nog losser en heeft u een
navelstreng nodig met bloedvaten. Vervolgens wordt de verbinding nog
losser en uw vruchtzak wordt aan alle kanten steeds minder en dan
houd u nog ergens dat moederkoekje over om met uw moeder te praten.
Wat is er dan bij de geboorte aan de hand? Dan is geboorte een
sterven! In gebaar althans!Want wat zagen de kinderen bij het
sterfbed van mijn vader, een heengaan, en wat bleef er over, een
lijk. En we wisten allemaal dat, dat grootvader niet meer was. Dus is
sterven te beschouwen als een kracht die scheidt. Sterven scheidt wat
voorheen verbonden was en dan krijg je de dood, uit het leven komt de
dood en de dood heeft twee gezichten. De eeuwigheid van de tijd en de
dood van de ruimte. Dat is voor mij veel ‘boeiender’,
dat niet dood en leven een tegenstelling is maar dat ‘dood’
en ‘dood’ de tegenstellingen zijn. Dat de grootste
tegenstelling die ons bestaan beheerst geest en materie is en dat
levende wezens een interactie, een gesprek, daartussen zijn. U
luistert naar een gesprek. Dit is Jaap van der Wal en ik ben mijn
geest niet en ik ben mijn lichaam niet, ik ben allebei en samen
verschijnt dat dit keer als Jaap van der Wal. Dat is een heel goed
idee en wat gebeurt er dan bij een geboorte, dan sterft u. Waaruit?
Uit uw eigen samenhang. Geboren worden als een gebaar van sterven. Er
is een lijk bij de geboorte! Daar ligt het! Een placenta! Dan opeens
krijgt dat een fantastische samenhang. Zou dat kunnen? Dat wij aan
een kraambed zitten en dan roepen: Hallo, ben je daar, we kunnen je
nu zien en ruiken en tasten…Je bestaat! Maar weet u wat Rudolf
Steiner, een antroposoof, zegt over wat er aan de andere kant
gebeurt? Hij zegt dat aan die andere kant, die dimensie waar de geest
werkt en waar alles nog zo samenhangt, daar zien ze mij eigenlijk
verdwijnen. Daar is het alsof ze verdwijnen, die mensen, die
projecten, die geestelijke impulsen, die zich met een lichaam
verbinden. Dus daar roepen ze ‘radeloos’….Waar is
ie nu? En hier zeggen we: Hallo, ben je daar? Maar dat herken ik wel
want ik zat aan het sterfbed van mijn vader en ik riep; Vader waar
ben je nu, ik kan je niet meer ‘zien’. En wat vertelt
mijn vrouw? En ze is niet de enige, er zijn miljoenen mensen met een
bijna-dood-ervaring, die nog steeds niet serieus genomen worden. Zij
vertelt: “Jaap het is waar, aan de andere kant wordt er op je
gewacht. En het eerste wat ze van je willen weten is wat je hebt
gedaan”. Dat is in ieder geval logisch ook. Daar moet je voor
terugkijken, leuk hè. Geboren worden en sterven liggen dan
misschien wel mijlen ver uit elkaar, want er zit een mensenleven
tussen, maar het zijn twee gezichten van hetzelfde. Vandaar dat ik
misschien anatoom en embryoloog geworden ben en dat de twee domeinen
veel meer met elkaar te maken hebben dan mijn ‘collega’s’
weten.
Pauze.
Even
om mee te beginnen, een sprookje over een sprookje. Want het leven na
de dood is maar een sprookje zoals u weet, dat is maar een illusie en
ik heb op mijn website een verhaaltje staan en dat gaat over het
onvoorstelbaar bestaan na de dood.
Er
was eens een tweeling in de baarmoeder. Toen ze langzaam in hun
foetale bestaan rijper werden en hun hersenen begonnen te
functioneren, werden ze zich ook van hun omgeving en hun eigen
bestaan vaag bewust. Na enige tijd ontdekten ze ook elkaar. Weken
gingen voorbij en werden maanden. Ze merkten allerlei veranderingen
op in hun lichaam en hun beleven. Er was verandering op til. Er
ontspon zich een gesprek.
"We
zijn aan het veranderen," zei de een, "Wat kan dat
betekenen?"
"Dat
betekent," antwoordde de ander, "Dat we geboren gaan
worden."
De
twee huiverden en werden bang. Want ze wisten, dat met de geboorte
het leven hier ten einde was en dat ze de wereld waarin ze nu leefden
zouden moeten verlaten.
"Geloof
jij eigenlijk in een leven ná de geboorte?”, vroeg de
een.
“Jazeker,
dat is er. Ons leven hier is enkel bedoeld om te groeien en te
ontwikkelen zodat we ons op het bestaan na de geboorte kunnen
voorbereiden en sterk genoeg zullen zijn voor dat bestaan.”
“Nonsens,
dat bestaat toch niet. Hoe moet dat er überhaupt uitzien, zo'n
leven na de geboorte?”
"Dat
weet ik ook niet precies. Maar zeker zal het veel lichter en
helderder zijn dan hier. En misschien zullen we dan rond kunnen lopen
en met de mond eten”.
“Wat
een onzin! Rondlopen, dat gaat toch helemaal niet. En met je mond
eten, wat een raar idee. We hebben toch de navelstreng die ons voedt.
Bovendien gaat rondlopen ook daarom al niet, de navelstreng is nu al
vaak veel te kort.”
"Toch,
ik weet het zeker dat het kan. Het is allemaal alleen een beetje
anders dan hier”.
“Er
is er nog nooit iemand teruggekomen van 'na de geboorte'. Met de
geboorte is dit leven ten einde. En het leven hier is alleen maar
donker en een kwelling. Als de zin van conceptie en al ons groeien en
ontwikkelen niets anders is dan dat het allemaal eindigt met de
geboorte, dan is dit bestaan werkelijk absurd”.
“Ook
al weet ik niet precies hoe het leven na de geboorte eruit ziet, we
zullen dan in ieder geval onze moeder zien en ze zal voor ons
zorgen.”
“Moeder?
Jij gelooft in een Moeder? Waar is ze dan?”
“Nou
hier, overal om ons heen. Wij zijn en bestaan in haar en door haar.
Zonder haar konden we überhaupt niet bestaan.”
“Quatsch!
Van een moeder heb ik nog nooit iets gemerkt of gezien, dus bestaat
ze ook niet.”
„Toch,
toch, soms, als we stil zijn, kun je haar voor ons horen zingen. Of
voelen hoe ze onze wereld streelt”
Waarschijnlijk
naar Henry Nouwen (Hollandse priester en schrijver 1932 – 1996)
Moraal?
U heeft in ieder geval fantasie nodig voor een hiernamaals. En als er
geen leven na de dood is, is er geen Geest vóór de
Dood. Want dat hangt samen.
VRAGEN
Vraag:
Onvermijdelijk de vraag naar incarnatie en wanneer is dat dan?
Wanneer word je dan mens of wanneer gaat het dan ‘leven’.
Antwoord:
Even voor de duidelijkheid, een onderdeel van mijn cursus Embryosofie
is dat we op zoek gaan, dat we naar conceptie gaan met in ons hoofd
de vraag Zou je bij conceptie incarnatie kunnen zien? Want dat is een
beetje het gevolg van mijn concept. Dan moet dus de embryonale
ontwikkeling, een méns, dat moet dus een en-act, een
handelend, een project zijn, een geest zijn die zich met lichaam
verbindt. Daar zullen gradaties in zijn, en vooral, het zal gefaseerd
zijn. En dan kom je er ook op uit, dat is ook heel goed te zien in
zo’n cursus dat er stappen van incarnatie zijn. Dat u zo
gaandeweg de embryonale ontwikkeling, echt steeds meer ‘verbinding’
krijgt met hun lichaam. En dat conceptie, (niet bevruchting, nee,
conceptie, het is geen bevruchting), dat bij conceptie de allereerste
keer is dat er zo’n verbinding tussen misschien een geestelijke
impuls en materie ontstaat. Dat hangt daarmee samen dat ik sterven
heb beschreven als een kracht die scheidt. Dan zou conceptie een
kracht kunnen zijn die verbindt. En dan is dus in- en excarnatie als
het ware de polariteit waartussen je leeft. Incarnatie is dan dus een
proces, misschien wel een levenslang proces, misschien is elke
inademing wel weer een incarnatie en elke uitademing een excarnatie.
En incarneert u elke ochtend. Want ik ben er ‘s nachts niet, ik
weet niet hoe dat met u is maar ik ben er ’s nachts niet,
tenminste niet helemaal en ’s morgens kom ik weer terug. Dat
zou je ook als een bewegen van in- en ex- kunnen zien. Bij zo’n
embryo is dat dan nog meer lichamelijk, het verbinden met je lichaam.
Dat alles komt voort uit, (Jaap toont een schema van de menselijke
biografie) vergeet dat niet, dat vader aan zijn kind heeft verteld:
“Je bent hier (conceptie) begonnen, er was een bevruchting en
toen kwam er een lichaam uit en dat lichaam ging jou produceren. Je
bent alleen maar brein en je houdt hier (sterfbed) dus op. Mijn
kinderen vroegen: “Waar is grootvader nu?” En ik heb ze
gezegd: ”Opa is in de hemel”. Hij is in ieder geval in
een dimensie buiten ons gewone hier en nu, waar wij niet kunnen
komen. Ja, dat lijk wel, dat is hier, maar die andere dimensie is
heen gegaan. Dus ik beschrijf het sterven als een scheiden. Met welk
recht? Met het recht van de feiten. Dames en heren alsjeblieft, de
feiten vertellen nooit wat er aan de hand is, ik ben wetenschapper,
al 40 jaar. Ik weet wat het is, ik heb mijn papiertjes verdiend, ik
heb een proefschrift geschreven, ik ben universitair docent geweest,
ik weet wel wat wetenschap is. Ik weet dat wetenschap niet over
feiten gaat maar dat wetenschap gaat over de ‘interpretaties’
van die feiten en dat je aan een sterfbed vooral geen ruzie moet
maken over wie er gelijk heeft. ‘Hou’ je daar nou ‘op’
of ‘ga’ je daar nou ‘heen’? De feiten
vertellen u dat niet, want de feiten zijn, dat een levend lijf
verandert in een lijk. Dat zijn de feiten en wat er gebeurt is aan u.
Hetzelfde
is bij een conceptie. Want…bij een conceptie zijn er feiten,
tenminste ik zie daar een feit. Ik zie dat een eicel verandert in een
zygote, en een eicel is geen cel, het is ook geen bevruchte eicel.
Een zygote is geen bevruchte eicel, een zygote is iets heel nieuws.
Daarom in Maastricht, toen ze dertig jaar geleden voor het eerst de
kunstmatige bevruchtingen deden, sliepen ze op het laboratorium want
je bracht dus een hoop zaadcellen bij een eicel en je moest elk uur
kijken. Als die eicel was gaan delen, dan wist je, de bevruchting was
geslaagd, het is een zygote, het is een organisme geworden, een
lichaam dat zich kan gaan ontwikkelen. Dus feiten zat. Maar als u nu
zegt, nou, dat bewijst dat je daar begint, okay, heeft u gelijk en
als ik zeg van nee, dat bewijst dat je daar incarneert en dat je je
daar voor het eerst verbindt, heb ik ook gelijk. Want de feiten geven
namelijk geen gelijk. Nogmaals, daar draait het dus steeds om, van
wat wil je zien en wat je wilt zien, zie je ook. Als u in deze
evolutie geen enkele zin of betekenis of richting ziet dan ziet u ook
niet en u krijgt van mij als u die cursus komt volgen een drie uur
lang durend verhaal, dat je aan de hand van het embryo, in evolutie,
een doelgericht project kunt zien, richting mens. Het gaat erom wat u
wilt ZIEN. Maar denk er om, het incarneren is dus niet iets dat
momentaan hier op dit moment van conceptie gebeurt, je hebt stappen
van incarnatie, je zult je steeds verder met dat lichaam verbinden.
Bv. Ik heb het met iemand in de pauze over tweelingen gehad, de
eerste drie weken van je bestaan is je lichaam nog niet individueel
Hoor wat ik zeg, je lichaam is nog niet individueel, de eerste drie
weken van je embryonale bestaan is je lichaam nog te delen met een
ander. Daarna niet meer, waarom niet? In de derde week maak je je
hart. En als je je hart hebt aangelegd is het lichaam niet meer
deelbaar. En niet meer deelbaar betekent, individueel, ondeelbaar.
Dat is dus weer een volgende stap in, ja, verbinden met…En dan
komt er in de vierde week een soort geboorte, dan moet u een
vruchtzak om u heen draaien en dan zie je dat het embryo ophoudt
alleen maar ‘aan die buitenkant’ te zijn als het ware.
Dat is een impuls, dat men ook werkelijk in dat lichaam zelf organen
gaat ontwikkelen. Dat zijn zo stappen van incarnatie.
Ten
tweede als antwoord op de vraag Wát incarneert er nou? het
volgende. Niet Jaap van der Wal. Want Jaap van der Wal staat nu voor
u en is lichaam en geest, dit keer ziet dat er uit als Jaap van der
Wal. Mij wordt wel eens gevraagd; u bent toch antroposoof meneer? Dan
hebben ze gehoord dat ik iets met Rudolf Steiner heb en dan zeg ik
altijd, ja, ik ben wel antroposoof maar ik weet het niet zeker, want
ik ben geen trouw lid van de vereniging en dan beschouwen ze je al
gauw niet als antroposoof maar ik denk het wel. Dus u komt weer een
keer terug, zegt men dan. Dan zeg ik nee, dat kan niet. Jaap van der
Wal kan natuurlijk niet terugkomen, dat is onmogelijk, één
keer Jaap van der Wal is genoeg. Want ‘Jaap van der Wal’
is dit keer de verschijning van deze geestelijke impuls, deze kern
met allerlei mogelijkheden en strevens, aan de hand van dit lichaam.
En dat lichaam kan ik nooit meer tegenkomen. Als ik nog een keer
terugkom, stel dat er iets van mij terugkeert, dan vind het andere
genen, een ander lichaam en die zijn heel belangrijk want ik kan niet
zonder die genen, ik kan niet zonder dat brein en de zielenkracht.
Dat is het onderscheid tussen geest, ziel en lichaam. Jaap van der
Wal is mijn persoonlijkheid, mijn ziel, en dat is een geest én
een lichaam grofweg gezegd, dat is een psycho-somatische éénheid
of twee-éénheid. Het zou kunnen.
Ik
antwoord nu op een vraag van iemand, die vroeg Zou je ook
reïncarnatie hebben? Ik kan heel ver gaan met mijn fenomenen en
dan kan ik geboren worden beschrijven als een sterven. En sterven
waaruit? Ik sterf uit een andere dimensie, in deze. En sterven is uit
deze dimensie geboren worden in een andere. Dan kan ik me nog aan
feiten vasthouden
Reïncarnatie
is een stap verder, dat kan ik niet met feitelijkheid onderbouwen
maar het is een boeiend concept. Waarom? Omdat ik de geboorte dus zie
als oergebaar van ontwikkelen. Want weet u hoe u geboren wordt? Dat
gaat zo, negen maanden lang wikkelt u zich in. Inwikkelen, een jas om
je heen trekken die je precies past en met die jas ga je, je moeder
in, je omgeving in en je kunt ademen, bestaan en doen. En je moet een
keer uit die jas sterven, waarom? Om te ont-wikkelen. Ont-wikkelen is
uit de vorige fase sterven anders gaat het niet. Je hebt nog steeds
mensen die denken dat een puber vanzelf wel volwassen wordt, nee dat
wordt ie niet, want nog meer puber wordt nooit een volwassene. Er
zijn mannen die het proberen maar het gaat niet. En nog meer
pasgeborene wordt nooit een schoolkind, je moet steeds uit de vorige
fase sterven. Daarom geloof ik ook niet in afstamming. Dat kan ook
principieel niet zijn maar dat hoeft ook niet, je kunt een ander
concept op de evolutie loslaten. Ook dan heeft Darwin volkomen
gelijk, zo ontwikkelen zich de soorten uit elkaar. Ontwikkelen is, je
uit het voorgaande ONT-wikkelen, je verzetten, dat is dus voor mij
het gebaar van ontwikkelen. Dat zie ik in geboorte, na het
inwikkelen, het ontwikkelen en het leuke is dat u die geboorte van u
die uw fysiologische geboorte is, dat u dat al een keer in de vierde
week na uw conceptie heeft voorgeoefend in een morfologische
geboorte, zeg maar een lichaamsgeboorte en dat u dat geboortegebaar
dus een leven lang herhalen kunt. Want u doet het iedere keer. Iedere
keer weer trek je een jas om je heen, ga je wortelen, pas je in de
wereld om je heen, krijg je daar impulsen en voeding uit, leef je
daarvan. Maar je moet, wil je ontwikkelen, verder, anders retardeer
je, anders blijf je hangen in de vorige fase. Dus reïncarnatie
als idee zou heel goed denkbaar zijn, dat een geest om te ontwikkelen
meerdere malen een weerstand opzoekt, dit keer dit genoom en zich
daaraan ontwikkelt. Ik ben niet Jaap van der Wal dóór
mijn genen, ik ben Jaap van der Wal ook ‘dankzij’ mijn
genen. En dat is een dubbele verhouding want je bent dus dankzij je
aanleg en je lichaam, ben ik Jaap van der Wal maar ook door…
Je moet het als geest met dat lichaam doen en het lichaam kan
evengoed de weerstand zijn waaraan je je ontwikkelt. Zo zegt
Blechschmidt. Hij heeft niet alleen de hoofdwet geformuleerd van Das
Seelische übt sich im voraus, dus die ziel oefent zich in
dat vormengebaar voor. Hij heeft ook deze wetmatigheid ontwikkeld,
een andere hoofdwet voor het embryo: Keine Leistung ohne
Widerstand. Je kunt niet iets doen als er niet een weerstand is
om het aan te doen. Dat is ook een boeiend idee, dat het lichaam niet
alleen een mogelijkheid is voor Jaap maar ook de weerstand is waaraan
hij zich manifesteert. Als u dat laatste accepteert wordt gezondheid
een heel ander verhaal. Want ik heb aan u gevraagd; ( Jaap richt zich
tot de bezoekster in de rolstoel) “Loopt u nou rechtop of
niet”En dan moet je misschien zeggen: “Als lichaam loop
ik niet rechtop”. Maar misschien heeft u aan de hand van dit
lichaam wel heel erg geleerd om geestelijk rechtop te lopen.
Misschien veel beter dan ik als ik het even mag invullen. Want dat
zie je bij die vierdaagse mensen met hun hersenbloeding, die hebben
een power ontwikkelt aan dat zogenaamde gebrekkige lichaam waar ik
van z’n levensdagen nooit toe in staat ben. Je lichaam als
weerstand, ziekte misschien ook wel. Maar ja, dat is helemaal eng, om
aan ziektes te denken als ontwikkelingsmogelijkheid. Want aan
sommige ziektes ga je dood en dan hebben we gefaald als dokter. Of
niet. Maar je hebt wat fantasie nodig.
Naar
aanleiding van een vraag over ziel (geest) en lichaam. Je zit niet
overal in je lichaam hetzelfde. Uw lichaam is een zeer
gedifferentieerd iets. En u moet uw geest of ziel niet voorstellen
als één of ander wolkig abstract ‘ietserigs’,
iets ‘Plasterkerigs’, nee, uw ziel is net zo
gedifferentieerd als uw lichaam. Elk orgaan heeft een ook
zielenfunctie, in elk orgaan bent u ook als geest aanwezig en doet u
aan de hand van het lichaam. En daarin zouden er wel eens niveaus
kunnen zijn in de aard en mate van interactie tussen geest en
lichaam. Er zijn ‘plekken’, beter: domeinen in uw lichaam
waar u kennelijk zo met uw lichaam verbonden blijft als in de
embryonale tijd. Daar ben je maar aan het groeien, aan het bloeien en
‘aan het doen’. Er zijn ook ‘plekken’ in je
lichaam waar geest bijna los- of vrijkomt van het lichaam. Je hoofd
is een fantastisch voorbeeld van zo’n plek, uw zenuwstelsel is
een fantastisch voorbeeld van een orgaan waar u bijna excarneert. Nog
één stapje verder en u bent dood. Er is bijna geen
orgaan zo doods, zo gestructureerd als de hersenen. En het leuke is:
als je aan het lichaam doodsheid ziet, dus in de zin van
a-vitaliteit, geen levendigheid dus, dan zie je nou juist dat
bewustzijn zo omhoogkomen, vrijkomen?. Dus kennelijk dient zo’n
cerebrum, zo’n brein, vooral uw bewustzijn. Maar in uw lever of
in uw spieren zit er ook geest maar ‘doet’ daar heel
andere dingen want daar is nog met de materie verbonden. Heeft u een
idee wat u in uw spieren zit te doen? Of zit er alleen maar wat
neuronengeknetter en wat samentrekking van weet ik veel. Misschien
zit u daar wel te willen, toch? Uw wil zit helemaal niet in uw
hoofd, hoe kom je er nou toch bij? Heb je ooit iets gewild met je
hoofd? Ik bedoel, gewenst, zat hoor, een hoofd zit barstensvol met
wensen maar wil en wilskracht, daar heb je echt een lichaam voor
nodig hoor. Want als u op dat station aankomt en de trein rijdt net
weg, is dat voor uw geest geen enkel probleem om die trein te halen,
toch? Maar om het te willen, heb je een lichaam nodig en dan te
ervaren: “Goh, kreeg ik die 70 kilo ook maar daar in die
wegrijdende trein”. Daar zit misschien willen en misschien zit
voelen helemaal niet in een hoofd. Om te laten zien dat er misschien
ook weer gradaties zijn in incarnatie en dat het misschien wel net zo
gedifferentieerd is als het hele lichaam. En dan wordt het lichaam
een spiegel van de ziel en elk orgaan heeft een zielenfunctie. Maar
misschien bent u in verschillende mate geïncarneerd, in die
organen en er zijn misschien wel organen waar u misschien ’s
nachts wel even er uit gaat. Maar er zijn organen waar u ’s
nachts echt nooit uit moet gaan, hoor, want dan gaat u dood want dat
is het toppunt van excarnatie, dat u echt losraakt. Mate van
incarnatie, mate van verbinding speelt een rol. Maar er zijn altijd
twee gebaren, verbinden en loslaten. Loslaten geeft mogelijkheden.
Misschien dient het brein wel inderdaad het bewustzijn. Dat wordt
heel vaak verward met geest. Mijn grote collega Pim van Lommel
verwart het ook. Als Pim van Lommel over ‘bewustzijn’
spreekt, bedoelt hij in mijn termino-logie ‘geest’. Voor
mij is bewustzijn een psychische activiteit, dus je hebt organen waar
je heel bewust bent, je hebt organen waar je godzijdank nooit bewust
wordt en waar het zelfs heel veel pijn doet als je er bewust zou
worden. Voor mij is het de verhouding, de relatie tussen geest en
lichaam die de mate van bewustzijn in een orgaan of lichaamsdeel
bepaalt. Je hebt organen waar je heel onbewust blijft en dat zijn
toevallig die groeiende embryonale vitale organen en er zijn organen
waar je bijna loskomt van het lichaam en je als geest bijna zomaar in
ruimte en tijd kunt bewegen zonder dat je lichaam je hindert. Dus
verschillende niveaus in die geest-ziel-lichaam-relatie. Je hebt een
fysiek lijf, dat is de harde materie, die op de weegschaal staat. Een
etherlijf, nou da’s helemaal niks bijzonders een etherlijf, er
zit nu een etherlijf in de stoel want het is een levend lijf, over 10
jaar zit er een ander lichaam in die stoel. Alles is veranderd hoor
in die stoel maar vooral uw lichaam dat is echt niet meer hetzelfde
van nu, dus er is iets wat er doorheen gaat en dat noemen ze het
etherlijf of het levenslijf. En dan kun je in dat levenslijf bv. weer
zielenactiviteit ontwikkelen en dat noemen ze (antroposofen onder
andere) dan het astraal lijf of het psychische lijf. Dat is juist
heel erg tegengesteld aan leefkracht en levenslijf. En zo kun je dus
weer differentiëren.
Er
was een mevrouw die vroeg: ja maar stenen veranderen toch ook. Er
wordt heel vaak gezegd, dat bij de conceptie menselijk leven begint.
Daar moet je heel voorzichtig mee zijn want leven an sich
begint er niet bij de menselijke conceptie. Ik heb u al gezegd: in de
biologie zoals ik haar ken begint leven nóóit. Nóóit.
Ik beloof het u, als u morgen met een fenomeen komt en zegt: “Ik
heb nu ergens in Brazilië, in het oerwoud, een anorganisch dood
hoopje materie gevonden en dat veranderde spontaan uit zichzelf in
een leven wezen”, als dat gebeurt hou ik op met deze cursussen
en voordrachten want het gebeurt niet. Leven ontstaat niet, leven
‘is’. Dat wij in ons denken terug moeten gaan naar pakweg
4000 miljoen jaar geleden, dat het een keer begonnen moet zijn, komt
omdat we dat denken, niet door wat we waarnemen, want het omgekeerde,
dat is wat we steeds kunnen zien en waarnemen. We zien steeds dat
dode dingen uit leven voortkomt. Ja, maar die stenen dan? Als de
aarde nou eens een levend organisme is dat dooie dingen tevoorschijn
brengt. Heeft u wel eens naar een skelet gekeken? Nou één
stapje verder en het is dood, hoor. Straks als u in de kist ligt, is
het het laatste dat er van u over blijft, een skelet. Als de aarde
nou eens een skelet is van een levend wezen, noem haar Gaia, een
organisme, dat miljoenen jaren lang zich een lichaam gevormd heeft en
wij leven op dat lichaam. Nou dat zie ik wel vaker, als ik een
lijkenkist openmaak, dan zie je soms na 20 jaar op een lijk een hele
levende wezenscultuur ontstaan, dus leven op een lijk is zo bijzonder
niet. Ja, zo kan je het ook zien van, zou de aarde, zou de kosmos een
levend wezen zijn dat zich -heel lang heeft dat geduurd natuurlijk -
uiteindelijk in vorm heeft gemanifesteerd? Nogmaals, bij de conceptie
ontstaat geen leven, het wordt doorgegeven. U krijgt van uw moeder de
grootste druppel leven die ze ter beschikking had, dat is de eicel
maar een eicel sterft, is sterfelijk. Daar zijn we. Stenen zijn niet
sterfelijk, sterfelijkheid is een eigenschap van levende wezens.
Sterfelijkheid is van het hogere energieniveau afdalen,
onherroepelijk, een entropisch niveau lager en dan onherroepelijk op
dat, zeg maar, verlaten niveau komen, want dat hogere energieniveau
wordt dan verlaten. Sterven is voorbehouden aan levende wezens.
Stenen kunnen veranderen, door weer, wind, water en zo, maar dat is
niet die intrinsieke onherroepelijke verandering die het sterven
kenmerkt. Het stervensproces is van binnenuit, een intrinsieke
verandering. En de verandering van de steen is een verandering door
omstandigheden van buitenaf. Waarmee ik niet zeg, dat een steen geen
ziel heeft, maar die ziel zit misschien niet in die steen maar
is daar meer omheen. Net zo goed als u in de eerste drie weken van uw
bestaan ook nog niet helemaal met uw ziel/geest ìn het lichaam
zit maar er omheen. Is dat beetje een antwoord op uw vraag?
Vragenstelster
zegt; Nee. Ik bedoelde eigenlijk de structuren in de stenen
veranderen vanuit zichzelf, dat is de beweging die ik bedoel, niet de
beweging van buitenaf.
Maar
dan heeft dus ook elke steen zijn eigen gedrag bv.
kristallisatiegedrag en dan kom ik als fenomenoloog weer, dan probeer
ik dat gedrag, als Gestalt, als gebaar van die steen-ziel, van
die steen-kwaliteit, zeg maar, te verstaan maar de steen zelf, het
brok materie is geen levend wezen. In de zin van, dat is een verlaten
lichaam, dat wil niet zeggen dat een steen geen ‘Ik’
heeft maar het is een verlaten lichaam. Maar nogmaals, niets van
leven ‘begint’, dat kan niet, er stapt bij menselijke
conceptie misschien wel ‘menselijk-heid’ in, er begint
een menselijk leven, dat is een feit. Er begint iets, ja, een
nieuwe (menselijke) ontwikkeling.
En
dan hebben we onze mevrouw Bolte Taylor, dat is een Amerikaanse
neuroloog die heeft dus zelf een hersenbloeding gehad. Zij heeft
alles meegemaakt wat je als hersenbloedingmens moet meemaken:
verlammingen afasie, geheugenstoornissen maar ze is weer helemaal
opgekrabbeld. Ze geeft nu lezingen in Amerika over ‘Wat is het
brein’ en ‘Wat doet het brein voor je?‘ U moet haar
beslist eens bekijken op U-tube. U krijgt dan een fascinerend
college, echt het is heel dramatisch en bijzonder indrukwekkend, die
vrouw is ontzettend gemotiveerd. U krijgt een college van een
brein/lichaam dualist. Je hoort haar voortdurend over haar brein
praten. “My left brain tells my right one
that I am one with the universe”, roept ze dan bijvoorbeeld
extatisch uit. Dat kan ik niet zeggen, ik heb geen linker en
rechter hersenhelft, ik weet niet hoe dat bij u is maar ik heb dat
niet. Ik ervaar dat geen moment,. Dus wat zij doet is datgene dat ik
beleef en ervaar als iets in mij dat tegen mijzelf kan zeggen: ”Jaap
je bent een deel van het universum”, dat plaatst zij in dat
brein. Dus zij toont dezelfde emoties die ik zou verbinden met “Wat
is het niet fantastisch dat wij zielwezens zijn en geestelijke wezens
en dat ik daaraan kan ervaren, een bewustzijn kan hebben, ik ben deel
van de wereld”, dat legt zij in uw brein. En ze neemt dat heel
serieus, ik kan ook niet zeggen: je hebt geen gelijk of zo, maar voor
haar is dus het brein wat voor mij geest en ziel is en dat zijn de
moderne brein/lichaam dualisten. Die hebben dat ouwe dualisme van
Descartes (van:, we hebben / zijn een geest en een lichaam),
zogenaamd verlaten maar hebben opnieuw in het lichaam twee domeinen
gemaakt. Want in hun visie is kennelijk je brein toch een beetje een
ander soort lichaam dan je lichaam en wordt je lichaam en je brein
dan de twee-éénheid mens. Dan krijg je verwarring naar
mijn idee. Want je hebt twee categorieën door elkaar gehaald.
Eerst heb je geest eruit gedacht en in dat overblijvende zielloze
lichaam wordt vervolgens geest er toch weer langs een achterdeur in
gefrommeld. Maar dat is niet geest of ziel zoals je dat ervaart
maar zoals men het denkt! Wat bleek zes maanden bij een onderzoek in
Nijmegen? Dat hoog opgeleide mensen minder dementie dan lager
opgeleiden krijgen. Statistisch klopt dat als een bus, dat kan je
hard maken. Wat riep iedereen toen meteen in de media? Waar gingen
die journalisten meteen weer mee aan de haal? Ja, we moesten vooral
allemaal sudokupuzzels gaan oplossen want hoe meer je nou maar je
verstand gebruikte, hoe beter je je wapende tegen dementie. Ten
eerste natuurlijk Wat is ‘hoger en lager opgeleid’? Nou
als het onderscheid daartussen nou alleen het maken van sudokupuzzels
was, ik weet niet of dat de bedoeling is. Maar het tweede is, dat
hetzelfde onderzoek glashard aantoonde dat mensen met een hogere
opleiding eerder, sneller aan een dementie sterven dan lager
opgeleiden. Dat was dramatisch, dat gaat over jaren verschil.
Verklaring van diezelfde onderzoekers? De hoger opgeleide heeft veel
gauwer en eerder een ziektebesef, van ‘Het gaat niet goed met
me, ik word dement’, en die gooien eerder de handdoek in de
ring. Die geven het op. Daar hebt u weer die zogenaamde wilsfactor
van meneer Lance Armstrong. Weet u wel? “Als je nou maar wilt
dat je beter wordt dan word je het ook”. En dan vraag ik
altijd: “Wie of wat is dat nou toch?” Enerzijds hoor ik
de onderzoekers zeggen, dementie is een ziekte van het brein en je
moet vooral je brein trainen want dan kom je niet zo snel aan
dementie toe, maar er is kennelijk ergens ook nog iets, dat dus de
handdoek in de ring kan gooien. Dat is kennelijk niet dat brein maar
dat hoor je dan weer niet. Of is er dan weer een ander kamertje in
dat brein dat dan weer commentaar zit te geven op dat dementerende
brein van u? Kijk, daar zit mevrouw Bolte Taylor. Maar als u nu
iedere keer dat zij het woord ‘brein’ gebruikt of
‘linkerkwab’, gewoon ‘Jaap’ zegt of ‘ik’,
dan klopt het met mijn verhaal.
Denk
er om, wij zijn dus geen product van ons lichaam. Wij verschijnen. Ik
verschijn aan de hand van mijn lichaam. Dat geldt ook voor genen, u
bent niet het product van uw genen. Dat is een tragisch misverstand.
In de cursus Embryosofie laat ik u zien hoe genen werken. Genen
werken helemaal niet. In een embryo, in een lichaam, in een menselijk
organisme zijn genen geen actieve grootheden. Net zo goed als uw
skelet toch ook niet uw bewegingsapparaat is. Het is toch niet uw
skelet dat u voortbeweegt. Het skelet wordt bewogen. Hetzelfde geldt
voor DNA, DNA doet niks. DNA is het meest dooie, niks met het leven
te maken hebbende molecuul dat levende wezens kunnen voortbrengen.
Het wordt door levende wezens gemaakt en het díent de
herinnering van de erfelijkheid. D.w.z. een gen wordt dus ook
georganiseerd. Eerst worden de cellen anders en vanuit verandering
van de cellen worden de genen anders. Zó gaat het! Maar in
alle experimenten van mijn ‘collega’s’ (want er
wordt wat genetica gedaan tegenwoordig in mijn vak), gaat het
andersom. Daar prutsen ze aan een gen en dan krijg je een ander
beest. Dan gaan opeens aapjes licht geven. En dan zeggen ze: ”Zie
je wel, dat licht geven wordt veroorzaakt door het gen”. Denk
aan de dokter van mijn moeder met zijn glas. Die meende ook, omdat
hij die lenzen door glas kon vervangen, dat hij ‘bewezen’
had dat lenzen stukken glas waren. Dat u experimenten kan doen in de
genen en daarmee organismen verandert, bewijst nog niet, dat die
organismen door het gen worden gemaakt. Genen zijn niet ziek, genen
hebben geen eigenschappen. Ik heb nog nooit een gen met eigenschappen
gezien. Maar organismen hebben eigenschappen en hebben daar
genen voor nodig. Om te bewegen heeft u een skelet nodig en uw skelet
is heel bepalend voor hoe u kunt bewegen. Als u naar Discovery
Channel kijkt of naar het National History Museum gaat, dan kan u
daar duizenden skeletten bestuderen van beesten die ooit geleefd
hebben en dan kunt u precies afleiden hoe ze bewogen hebben, aan de
vorm van het skelet. Maar dat maakt het skelet nog niet het
bewegingsapparaat. Je hebt het zenuwstelsel en spieren nodig om dat
skelet te bewegen, dat geldt voor genen ook en het DNA is een
passief, niet een actief principe in de levende natuur. Wat die
mannen en vrouwen met hun experimenten in hun hoofden doen, is wat
anders. Maar ik heb nog nooit een gen in een embryo iets zien doen.
Ik heb een gen wel door het embryo georganiseerd zien worden. Hoe kan
dat nou toch, waarom horen wij dat niet, ja, dat weet ik ook
niet….omdat dat andere aantrekkelijker is want het andere is,
is dat u een product bent van uw genen. En wat verdwijnt dan….?
Uw verantwoordelijkheid, want u bent het niet meer. Kan ik er wat aan
doen, dat mijn genen crimineel zijn? Kan ik er wat aan doen dat mijn
kind het syndroom van Down heeft, het zit toch in zijn genen. Ja, de
vragen komen heel anders te liggen ja. En daarom houden we daar niet
van en het lijkt wel gemakkelijk dat we in genen zijn gaan denken,
maar kom liever bij mij embryologie volgen dan zult u de rol van de
genen weer echt heel erg ondergeschikt zien worden. Maar goed we
houden daar van. Waarom, tenslotte? Waarom houden wij nou zo van dat
materialistische mensbeeld? Waarom zijn die ‘collega’s’
van mij altijd zo onaardig? Tegenwoordig doen ze al gauw ‘lelijk’
tegen mij. Als ik maar even een glimpje van God of geest of zin
vermoed, dan gaan ze alweer cynisch doen.. Dan gaan ze uitleggen dat
God toch wel ontzettend grote fouten heeft gemaakt in zijn zogenaamde
schepping en dat er helemaal geen ‘intelligent design’ is
maar dat het allemaal heel erg ‘un-intelligent’ is en dat
soort dingen. Je mag niet eens meer denken in zin en betekenis en
geest. Waarom is dat andere denken nu zo verleidelijk? Het andere kan
je manipuleren. Elke verklaring die gevonden wordt voor fenomenen in
de levende natuur opent de deur naar een manipulatie. En laat mij
niks zeggen daarvan, ik dank mijn leven aan de cartesianistische,
materialistische genees-kunde. Bij mijn vrouw hebben ze een tumor
verwijderd uit haar hoofd daar hebben ze zevenentwintig uur over
gedaan. Mijn vrouw zou dertig jaar geleden gestorven zijn. Dat is ook
geneeskunde. Die manipulatieve geneeskunde is tot fantastische dingen
in staat maar ik wil alleen maar vechten tegen de beelden die
meekomen met het succes, het resultaat. Het succes bewijst nog niet
dat je het begrepen hebt. Dus voor mij is het niet allemaal een
bewijs van Zie je wel, het hart is maar een pomp. Zie je wel, wij
worden door genen gemaakt. Want dat manipuleren, inderdaad dat kan
heel zegenrijk zijn, dan kun je dingen beïnvloeden en
manipuleren en dat dus tot genezing voeren. Maar ik zal nooit zeggen:
En dus gaat het in het normale ook zo. Ik ben niet ‘tegen’
die wetenschap of tegen die techniek of tegen die geneeskunde maar ik
vecht tegen de beelden die meekomen. Als u ziet hoe wij tegenwoordig
onze kinderen maken, als je ziet hoe wij ‘denken’ dat het
normaliter gaat, ja, dan heeft u met een corruptie van de
werkelijkheid te maken. Als ik u vertel over conceptie dan doe ik
daar drie en een half uur over. Dan kijken we ook wat er in een
reageerbuis gebeurt en dan zult u iets heel anders zien dan het
‘maken’ van een kind. Daar zult u iets zien van eindeloos
mogelijk maken en misschien kán er iets gebeuren en dan is er
maar één conclusie mogelijk: niet dat iets wordt
‘gemaakt, maar dat daar iets ‘mogelijk’ wordt
gemaakt. Maar omdat wij dachten dat er iets gemaakt werd en dat er
een soort Lance Armstrong zaadcel als eerste die arme eicel mocht
bevruchten, omdat we denken dat het zo gaat, zijn we dat gaan nadoen
in onze technieken. Vervolgens waren die technieken succesvol en toen
riep iedereen”Zie je wel, het gaat zoals wij het nu doen”.
De dokter haalt een stuk lens bij mijn moeder weg, zet er een stuk
glas in en zegt: “Zie je wel een lens is alleen maar een stukje
glas”. En dan zeggen ze tegenwoordig: “Zie je wel,
kinderen worden gemaakt, zie je wel, zaadcellen bevruchten eicellen”.
Ja, dat is alleen maar zo als je dat wilt zien. Komt u bij
mij, ziet u iets heel anders. Het hangt dus van de wetenschapper af
en niet van de feiten. Ik zeg wel eens, we hebben echt geen behoefte
aan nieuwe horizons, we hebben horizons zat, we zijn op het ogenblik
met de genen en het brein bezig en daar zijn we nog een honderd jaar
zoet mee. We hebben geen behoefte aan nieuwe horizons. Als je geest
wilt zien, je moet nieuwe ogen krijgen, die andere dingen kunnen
zien. Doorheen de fenomenen is geest te zien, alleen je moet een
andere bril opzetten. Daarom zeg ik altijd maar zo: Ik sta met twee
benen in de wereld. Ik heb enerzijds een spiritueel been en ik kan
als ervarende, als voelende en belevende mens voortdurend geest, zin,
betekenis en God zien. Ik heb ook een ander been en dat is mijn
wetenschappelijke been. En heus, dat is echt op waarde geproefd, het
zit echt wel goed met dat been, ik kan het wel hoor, ik heb m’n
ding ook gedaan. Maar dat is het materialistische been en dat kan
alleen maar wetenschappelijk materialistisch kijken. Godzijdank kan
ik op alle twee lopen. Ik verschil in grote mate van mijn ‘collega’s’
aan de universiteit, want die neigen altijd maar naar dat ene been.
Dan heb ik ook nog een paar ‘collega’s’ in Dornach,
dat zijn de Antroposofen en die neigen alsmaar naar dat andere been,
alsof er alleen maar geest is. Je moet niet een dualist zijn, je moet
een twee-éénheid-denker zijn anders gaat het volgens
mij niet. Rudolf Steiner zei: “Kein Geist
ohne Materie, keine Materie ohne Geist“
Vraag
uit publiek; Kunt u ook zeggen, de geest, de ziel waar u het over
heeft, waar komt dat dan bij elkaar of is dat er altijd, in de
ontwikkeling?
Antwoord:
Bij de conceptie is het zo, dan raken ze elkaar net aan, in de tweede
week moet u zich voorstellen, maakt u een heel groot zwembad en is
het net alsof die ziel, die geest daar nog niet inzit maar daar meer
van buitenaf naar binnen toe gaat. In de derde week maakt u een hart
en dat is een heel mooi proces. Dat gaat zo. Dan krijg je een stroom
van bloed, hoor wat ik zeg, bloed beweegt en dat vormt een hart. Als
u dat doet, dan is het lichaam in-dividueel, dan kan er niet nog weer
een ander bij en bent u nog weer een stapje verder. Geest en lichaam
zijn er altijd maar de mate waarin ze interacteren, wisselt en
verandert gedurende de ontwikkeling. Zo krijg je een heel
gedifferentieerde verhouding tussen geest en lichaam. Mens is niet
iets dat onderweg ontstaat, voor mij is een embryo van één
week niet minder mens dan een embryo van één maand. Ik
ken dat onderscheid niet, ik hoef dat ook niet te hebben. Wat niet
wil zeggen dat ik tegen abortus ben. Bij mij is de afweging bij
abortus: Wie wil, wie moet er geboren worden, wie kan er geboren
worden? Misschien is soms de nood van een vrouw zo hoog dat dit keer
in haar leven voor deze mens geen plaats is. Ik zal altijd proberen
te zoeken naar oplossing dat het niet nodig is maar dan kan ik me
voorstellen, dat er een abortus is, maar nooit met het argument van
Ja maar het is nog niet zo menselijk. Dat zal u mij dus nooit horen
zeggen.
Ik
heb wat studentes bij me gehad hoor, een stuk of 8 tot10 in mijn
carrière, dan kwamen ze bij me en dan, een beetje omzichtig
want dan wilden ze wat horen. Dan waren ze ongewenst zwanger. Ze
waren een paar weken zwanger en dan hoopten ze van mij te horen dat
ik zou zeggen, ja, want het is nog maar zes weken en dan is het nog
niet zus en nog niet zo. Maar dat heb ik nooit gezegd. Ik heb ze ook
altijd gezegd, wat zou je kunnen doen? Probeer het kind dan toch te
laten komen, misschien heeft het je ook iets te zeggen. Maar okay,
als het dan niet kan, probeer dan contact te maken of probeer met dat
kind of met die nieuwe mens dan een besluit te nemen en zeggen Het
gaat deze keer niet, sorry, het kan niet of ik wil niet of ik durf
niet, dat is ook goed. En twee van die stuk of tien die ik heb
ontmoet, hebben dat ook wel gedaan. Ze hebben me later ook gezegd dat
ze daardoor ook veel beter afstand hebben kunnen nemen van wat er
toen gebeurd is. Dus, ja, daar geloof ik wel in.
Tot
slot. Over geboorte, over ontwikkeling. [ Jaap laat een foto van zijn
dochter met zijn eerste kleinkind zien en vertelt het levensverhaal
dat leidde tot deze onverwachte geboorte. Dat wordt hier verkort en
samengevat weergegeven ]. Het verhaal van mijn dochter is een
gecompliceerd verhaal ….... ..Goed en kort komt het er op neer
dat we als familie door het oog van de naald zijn gegaan. Mijn
dochter wilde per se ondanks alle misschien benarde en niet zo
gunstige omstandigheden dat kind laten komen. Geen abortus zoals
mensen om haar heen hadden verwacht, maar moedig nam ze het op zich.
…… Het heeft lang geduurd maar ze heeft uiteindelijk
haar leven op de rails gezet. …….. De geboorte zelf is
een verhaal zoals alle geboortes zouden moet zijn. Nogal
oorverdovend, maar dat verdient ieder nieuwe mens mijn inziens ook.
……… Maar het allermooiste is dat achteraf mijn
dochter voluit beaamt hoe belangrijk haar kind geweest is voor haar
eigen biografie. Ze was in een benarde fase van haar leven, het
dreigde uit de hand te lopen. Nu heeft ze een gezin met twee kinderen
en hoewel soms een beetje hachelijk en wankel, ze doet het dan toch
maar. Achteraf zou je kunnen zeggen: “Het is dit kind dat haar
geboren deed worden”. Kan dat?
Wat
gebeurt er, als ik op een congres voorzitter moet zijn in debat over
abortus? Vooral in Duitsland moet dat nog heel vaak, in Amerika ook
wel. Dan word ik gevraagd, als expert want ik ben de expert, ik ben
embryoloog, dus ik zou alles weten over abortus. En dan presenteer ik
de casus van mijn dochter: meisje van 17, grote problemen, niet al te
beste vooruitzichten, blablabla, zwanger….Wat doen we? En dan
steekt toch, ja, in de meeste landen, 70% van de mensen z’n
hand op van: Ja, dit is een indicatie voor abortus. Een goeie
indicatie want dit gaat niet goed, het risico is te groot. En dan
toon ik dit plaatje, de foto van mijn dochter en kleindochter, en dan
zeg ik; U hebt zojuist mijn kleinkind omgebracht, waarom doet u dat?
Dat is toch aan de orde, ze hebben gekozen tegen mijn kleinkind. Dan
komt het gesprek en wat blijkt? Het gesprek gaat altijd over de
toekomst. Altijd. Mensen zeggen, ja, dat gaat niet goed, of het
risico is te groot of met zo’n handicap kan je niet leven
of…dit wordt nooit een zinvol bestaan.
Als
je over de toekomst praat met mensen, praat je over de… mens
want de mens is het enige wezen met een vraagteken. Denk er om hoor,
de éénheid van uw menselijk bestaan is niet uw lichaam,
nee, de éénheid van uw menselijk bestaan is niet uw
ziel, uw psyche. De éénheid, de enige éénheid
waarin u uit te drukken bent, is uw biografie. Dàt wat u een
leven lang tot verschijning brengt. Ik zei al. Er heeft niemand in
Weimar, toen Goethe in de zandbak speelde, gezegd van: Kijk, dat is
de grote Goethe. Wanneer werd Goethe Goethe? Goethe werd Goethe toen
hij stierf. Wij worden pas onszelf als wij sterven, dan zullen we
weten: Dit was Jaap van der Wal. En moeders hebben altijd een kind op
de arm en de goede moeder vraagt altijd: Wat zal er van worden?
Mevrouw, dat wordt gewoon een volwassen genoom. We hebben er al zes
biljoen, dat is veel te veel en nu komt er nog eentje bij. Dat wordt
een mens. Dat wordt geen mens, dat wordt een ‘Ík’
en een Ik is de unieke verschijning van een mens. We zijn en blijven
vraagtekens die zich realiseren in de tijd. Maar als we ons daar mee
gaan bemoeien, dan nemen we misschien wel het allerbelangrijkste weg
uit onze cultuur wat er is en dat is de impuls van de geest. En
kinderen, ieder mens is een nieuwe impuls van de geest. Iedereen
heeft hier iets te brengen. Het is alleen een kwestie van Versta je
het wel. Of heb je bij de poort al van: Nou, dit kan nooit goed gaan,
dit kan nooit iets betekenen, en aan een mens met een spina bifida
heeft niemand iets, ook de persoon in kwestie niet. Enzovoort.
Ik
stop hier. Het is wel goed zo. Ik wens u het allerbeste. Nu weet u
tenminste een beetje hoe ik over embryo’s en mensen denk. Of in
ieder geval waar ik naar op zoek ben. Of ik het al gevonden heb? Ik
weet het ook niet allemaal. Dank u wel.

NOTITIE
VAN DE SPREKER:
Ik
heb de gestenografeerde tekst van de lezing bewerkt. Gekuist ook. Dat
moet wel. In het gesproken woord kan men eindeloos nuanceren en
variëren van klank en gebaar. Soms ook dingen meer quasi zeggen,
terwijl dat, zodra het in schrift is vastgelegd, niet meer precies te
herkennen of te voelen is. Ik heb sommige verhaaltjes en anekdotes
dan ook enigszins bijgewerkt. Maar er blijft het risico van het
misverstand Hebt u het zo gezegd? Ja, maar misschien anders bedoeld
dan u het nu leest. Ik heb geprobeerd die eventuele misverstanden
zoveel mogelijk ‘weg te werken’.
Om
diezelfde reden zijn enkele persoonlijke anekdotes die ik tijdens de
lezing heb verteld minder persoonlijk gemaakt. Alle overeenkomsten
met actuele gebeurtenissen en/of thans levende personen berust nu op
narratieve fantasie.
Jaap
van der Wal
|