Logo St.Wijzer
Terug naar de verslagen

 

VERSLAG VAN DE LEZING VAN

Franc Müller

24 oktober 2007

Communicatie op een spirituele wijze

Bij dit verslag zijn de volgende extra's bijgevoegd:
1: PSYCHOLOGISCHE TYPEN VAN JUNG - MBTI typen_jung.pdf
2: Script Gandhi, transcript van de treinscene Script_Gandhi.pdf
3: Een link naar een test op de site van Franc Müller waarmee je jou Jung type kunt bepalen. http://www.fp-muller.speedlinq.nl/setup.exe
Het gebruik van dit programma is vrij te gebruiken voor persoonlijke doeleinden. Mocht u dit ook willen gebruiken voor een zakelijke toepassing neemt u dan contact op met Franc Müller (voor contact gegevens kunt u mailen naar stwijzer@stichting-wijzer.nl).

verslag
-------------

Toen Froukje mij ergens in het voorjaar vroeg of ik nog een keertje een lezing wilde komen geven hier in Dokkum, heb ik daar 'ja' op gezegd omdat ik het de vorige keer heel leuk vond om hier in het noorden te zijn. Ik ben van origine een zuiderling uit Rotterdam, en nog zuidelijker uit Spanje, en dus is Friesland altijd ver weg voor mij. En vandaag was het extra ver weg met een half uur file voor Burgum. Dan doe je je best om op tijd te zijn en dan krijg je zoiets. Dat verwacht je niet in Friesland. Ik dacht dat het hier nog rustig was.

Goed. Communicatie. Laat ik bij het begin beginnen. Ik zou u iets willen vragen: wie kan mij hier zeggen wat communicatie is? Wie heeft een idee? Hoe zou je dat kunnen omschrijven?
Iemand uit de zaal zegt: "Iets overbrengen". Franc: "Iets overbrengen. Ja. Zijn er nog andere omschrijvingen?" Iemand anders: "Naar elkaar luisteren". Franc: "Ja. Dat zijn twee kanten van de medaille, iets overbrengen en naar elkaar luisteren, want die twee dingen horen bij elkaar, als het goed is. Nog een ander idee? Iemand roept: "Verbinden". Franc: "Verbinden. Kunt u daar iets meer over zeggen?" "Ja, ik dacht u daarvoor was uitgenodigd".
Franc: "Ja, maar het is altijd héél leuk om eerst even te luisteren naar wat er zoal aan ideeën leeft voordat ik daar een verhaal tegenaan ga zetten."
Een mevrouw uit de zaal: "Nou is er een zender en een ontvanger, en is de communicatie datgene wat de zender en de ontvanger met elkaar verbindt."
Franc: "Akkoord. Daar ben ik het mee eens. Weet u waar het woord communicatie vandaan komt? Het komt via het Frans uit het Latijn. Het betekent: 'dat wat gemeenschappelijk is'. 'Commune' komt van dezelfde woordstam. Het is dus dat wat wij met elkaar delen. Dat ligt tegen de dingen aan waar ik het over gehad heb. Maar als je erover na gaat denken, en dan kijkt naar wat er aan communicatie in deze tijd op ons af komt, dan kun je je afvragen of dat nog steeds is wat wij met elkaar delen, want dat was oorspronkelijk de bedoeling van communicatie. En als ik dan langs de snelweg hier naartoe rijd en bij Heerenveen al die reclameborden zie, en dan denk aan wat er aan internet, krant, televisie en nog veel meer op mij af komt, dan heb ik niet het gevoel dat dat nog steeds communicatie is, ondanks het feit dat het nog steeds wel zo genoemd word. Dat is vaak eenrichtingsverkeer. Want ik krijg het over mij heen, of ik dat nou wil of niet, en ik moet maar zien wat ik ermee doe, want mijn reactie - en die komt als ik daar langs de snelweg rijd en ik zie daar een reclame van Sloggi, van vijf van die fotomodellen met bijna blote billen, dan komt er een reactie - ik zal u besparen welke - maar hij komt, maar die komt niet terug bij de maker van dat reclamebiljet.
Er staat een leuke woordspeling onder: "billboard" (gegiechel uit de zaal). Heeft u 'm wel 'es gezien? Da's een tijdje geleden hè? Dat is leuk spelen met de taal en het is een vorm van communicatie in onze moderne maatschappij, maar of die nou werkt zoals 'ie zou moeten werken, dat weet ik niet. Ik weet in elk geval dat mijn vrouw reageert met "Nou, die onderbroeken ga ik écht niet kopen!" Ik zal u ook besparen waarom niet.
Het grappige is dat als we verder na gaan denken over communicatie en communiceren, dan heeft dat iets te maken - zoals ook uit uw reacties blijkt - met hoe wij mensen hier in dit leven, in dit lijf, hier op aarde zitten. Ik laat de dierenwereld hier even buiten beschouwing, want daar vindt natuurlijk ook heel veel communicatie plaats, maar dat laat ik even terzijde. Wij mensen communiceren op de wijze waarop wij dat doen, zoals wij dat nu doen, alleen in dit aardse bestaan. Ik kan u niet vertellen hoe dat zal gaan als wij dit aardse leven verlaten hebben, maar dat die communicatie ànders zal zijn, kan ik u op een briefje geven, simpelweg omdat we dan onze zintuigen missen: die hebben we daar niet meer, die behoren bij dit aardse, fysieke lijf.

Er is nog een heel ander aspect aan onze communicatie dat verandert op het moment waarop wij de grens van dit leven overgaan. Daarvoor wil ik u meenemen naar een heel gewone, alledaagse situatie: een zaterdagmiddag ergens in een winkelcentrum. Als wij daar rondlopen, hebben wij zo onze gevoelens en onze gedachten: die zitten hier binnenin ergens (wijst naar zijn hart), en misschien ook wel een beetje eromheen. Je kunt erover van gedachten wisselen hoe dat dan in elkaar zou zitten, maar ik denk iets, en al die mensen om mij heen nemen dat - gelukkig maar! - niet waar. Want u moet u voorstellen dat u daar loopt, en daar loopt zo'n tienjarig meisje met een portemonnee in de hand geklemd, en ze heeft van mama de opdracht gekregen om ergens in de winkel iets te gaan kopen. Ze is alsmaar bezig om niet te vergeten wat ze moet kopen, om niet haar centjes te verliezen, en kijkt angstig rond of er misschien iemand is die de portemonnee uit haar hand zal grissen. Dat is één gedachte.
De tweede gedachte is die van Trees, die daar op straat loopt, en die alsmaar in haar hoofd rondwentelt hoe geweldig, prachtig mooi en geweldig haar vriendje Robert is. Wilt u daarmee lastig gevallen worden als u op straat loopt? Ik niet. Of mevrouw Jansen, die zich alsmaar zorgen maakt over de ontzettende ziekte van haar zuster.

Wij hebben dus allemaal gedachten en gevoelens die binnenin ons rondwaren . Die blijven daar redelijk beschermd. Normaal gesproken kunnen wij die van een ander mens niet waarnemen - enkele uitzonderingen misschien daargelaten, (mensen) die enige psychische vermogens hebben waarmee ze iets daarvan op kunnen pikken, maar de volledige gedachtengang en het gevoelsleven van iemand anders kunnen wij niet tot ons nemen. Gelukkig maar. Desondanks is dat toch nog wel precies het onderwerp van onze communicatie. Als ik u iets duidelijk wil maken, ben ik bezig u dat te laten zien en dan heb ik allerlei dingen daarover gedacht en gevoeld, en ik wil die graag bij u doen aankomen, en als wij in gesprek zijn geldt het omgekeerde ook.

Dat is nou net waar de twee reacties van daarnet over gingen, nl. dat iemand zegt 'communicatie is iets overdragen', en dan zegt ook iemand 'je moet ook iets ontvangen, anders gaat het niet'. Over het algemeen is het een wisseling van rol: de één zendt en de ander ontvangt, en dan gaat de ander zenden en ontvangt de één - als het goed is. Er gaat regelmatig iets fout. Als dat fout gaat, noem ik dat altijd 'krommuniceren' i.p.v. communiceren.
Dat zijn zo wat gedachten die je kunt hebben over de manier waarop wij communiceren en wat daar allemaal bij speelt. Die binnenwereld van mij - mijn gevoelsleven en mijn gedachten, maar ook mijn ambities en mijn wil, waar ik naar verlang, wat ik graag realiteit wil zien worden - dat zijn allemaal dingen die de manier waarop ik communiceer beïnvloeden, maar ook nog eens de inhoud van mijn communicatie beïnvloeden. Dat heeft dus effect op de manier waarop dat bij de andere mens overkomt. Daar zitten een aantal wetmatigheden onder, waar je naar kunt kijken en daardoor kunt begrijpen wat er nou eigenlijk gebeurt en waar het fout kan gaan. Want dat gaat nog al 'es fout, die communicatie.
Een stukje van de spiritualiteit in het communiceren zit in het je bewust worden van wat er nou eigenlijk gebeurt als wij pogingen doen om te communiceren; dat doen wij heel veel. Wat zou ik nou anders kunnen doen om ervoor te zorgen dat er geen misverstanden, geen krommunicaties kunnen ontstaan tussen die andere mens en mij? Als wij als wereldbevolking dat met z'n allen zouden praktiseren, dan zou er naar mijn overtuiging de helft minder oorlog zijn, de helft minder echtscheidingen, dan zouden er heel wat kinderen gezonder opgevoed worden en zou ons onderwijs anders ingericht worden. Ik hoop u dat vanavond duidelijk te kunnen maken. Dan zouden problemen zoals op dit moment in de Tweede Kamer spelen over andere culturen en andere samenlevingen, hoe die moeten integreren in onze samenleving, op dat moment dan ook geen problemen meer zijn.

Laten we maar 'es kijken of ik het u aan uw verstand kan peuteren. Ik heb een vrijwilliger nodig die mij even assisteert. Die hoeft niet veel bijzonders te doen, maar het is wel even noodzakelijk. Zou iemand zo vriendelijk willen zijn om even bij mij op het podium te staan?
Een vrouw gaat naar voren en gaat naast Franc staan. Franc: "Ik leg de microfoon even neer, want ik ga nu iets zeggen wat u niet mag horen". Franc fluistert dan iets tegen haar, waarop de vrouw knikt. Franc zegt daarna tegen de zaal: "Ik heb aan u ook een opdracht: probeer nl. maar 'es met haar te communiceren. Probeert u maar 'es contact met haar te krijgen. Hee, er wordt gezwaaid daar achterin." Iemand fluit, een ander maakt vreemde geluiden. De vrijwilligster reageert echter niet en blijft strak voor zich uit kijken. Anderen zeggen iets tegen haar, maar er volgt geen reactie. Franc: "Hoe maakt u nou contact met haar?" Uit de zaal klinkt dan een vrouwenstem: "I believe in you!" Daarna: "Nanne komt er oan." De vrij-willigster schiet daarop in de lach. Franc: "Hee, 't is gelukt! Gaat u maar zitten". De vrijwilligster neemt daarop haar plaats in de zaal weer in. Nu heb ik een vraag aan u: was u met haar aan het communiceren totdat ze ging lachen? Iemand uit de zaal zegt: "Proberen".
Franc: 'Proberen', wordt daar gezegd. Wat was de boodschap die Ankie (de vrijwilligster) aan jullie gaf? Die boodschap was: "Ik zie jullie niet, ik reageer niet". Dat was ook de opdracht die ik haar gegeven had: "ik ben niet beschikbaar". Ja toch? Dan doen een aantal mensen pogingen om contact met haar te krijgen. Uiteindelijk lukt dat dan. Soms lukt het, soms lukt het niet. Laatst bij studenten op onze opleiding heb ik dat ook gedaan en daar was iemand die het heel goed kon. Die heeft het bijna tien minuten volgehouden zonder te reageren. Ik had wel de restrictie ingebouwd - dat kon hier gelukkig niet, maar op school wel natuurlijk - dat ze haar niet aan mochten raken, want dat is een ultieme manier om iemand in de reactie te krijgen. Je moet wel de veiligheid van je studenten waarborgen, toch?

Goed. Wat kunnen we nou zien aan zo'n heel simpel oefeningetje? Dat is nl. dat u niet in staat bent om niet te communiceren. U communiceert altijd, 24 uur per dag, 80 of 85 jaar lang. Vanaf het moment waarop u uw bolletje naar buiten steekt totdat u de laatste ademtocht uitblaast, communiceert u. Zelfs als u in uw bed ligt te slapen, communiceert u. Er is niet altijd een ontvanger aanwezig, of de ontvanger is toevallig ook bezig met zijn eigen signaal, namelijk 'laat me met rust, ik slaap, ik rust uit; niet storen alstublieft.' Kan iedereen dat volgen? Wij communiceren altijd, wat we ook doen. Alles wat u doet in uw leven, elke handeling die u verricht levert communicatiesignalen op. Aan diezelfde oefening heeft u nog iets kunnen waarnemen, nl. dat er meerdere manieren zijn waarop wij kunnen communiceren. Want die vrijwilligster heeft niks gezegd en tóch heeft zij met u gecommuniceerd. Door daar te gaan staan met de blik op oneindig en heel erg haar best te doen om niet te reageren, heeft ze een non-verbale communicatie gegeven, een lichaamshouding. Onderzoek laat zien dat wij voor 80 procent reageren op de lichaamssignalen en voor maar 20 procent op de verbale signalen. We zijn er ons helemaal niet van bewust dat dat gebeurt, maar toch doen we dat.
Ik zal u een simpel voorbeeld geven uit een filmpje dat ooit is opgenomen van Maslow, een groot Amerikaans psycholoog. Die had de gewoonte om, als hij een kind onder behandeling kreeg, om dan in het gezin te gaan kijken. Hij heeft daar mogen filmen en er komt een meisje dat ik op een jaar of vijf schat, de keuken binnen waar de moeder het eten aan het klaarmaken is. Dat meisje trekt aan mama's jasje en zegt: "Mama, hou jij van mij?" Die moeder staat daar groente te snijden en zegt (op een heel verbeten toon): "Natuurlijk hou ik van je!"
Als de zaal uitgegiecheld is, vervolgt Franc: "Wat is het signaal dat dat kind oppakt? Dat is: "Mama houdt niet van me, mama is boos." De houding, de mimiek en de intonatie - dat is ook een belangrijk element van communicatie - is niet in overeenstemming met de verbale boodschap die mama geeft. En het kind reageert op het niet-verbale element, op de lichaamshouding en op de intonatie van de manier waarop het gezegd wordt.
U kent het misschien wel - misschien heeft u het ooit bij uw kind of bij uw kleinkind gedaan - dat je op een heel lieve toon vertelt wat een ontzettende schurk 'ie toch is. Wat pakt het kind dan op? Het signaal van de liefdevolle aandacht, van de toon en de gezichtsuitdrukking die je erbij hebt. Daar reageert het kind op, niet op de inhoud.

Dat zijn heel grappige dingen. Beste mensen, dat doen wij nog steeds elke dag. En als een klas kinderen ergens zit en de leraar heeft de pest in omdat 'ie vanochtend ruzie met z'n vrouw heeft gehad, en hij doet erg z'n best om de inhoud van dat vak over te brengen, maar hij staat daar ondertussen boos te zijn, ervaren die kinderen die boosheid. En dus komt de boodschap van de les niet aan, terwijl diezelfde leraar daar gisteren met veel plezier hetzelfde onderwerp stond uit te leggen en daar lol in had; toen kwam de boodschap wel aan.
Dat zijn dingen die we vergeten. Dat is wat ik 'praktische spiritualiteit' noem. Dat is beseffen dat mijn zielehouding, mijn stemming, mijn toestand invloed heeft op de vraag of mijn boodschap overkomt of niet. Ik heb zelf acht jaar lang als leraar aan pubers les gegeven. Wat ik nu nog terughoor is: "Het was zo leuk, omdat jij zo'n lol in dat vak had, en ik heb er heel veel van geleerd." Dat is wat die leerlingen onthouden. En dat geldt eigenlijk voor alles wat wij doen in het leven. Als u uw werk staat uit te oefenen met de pest in uw lijf, dan heeft het niet half zoveel effect - zeker als u met mensen werkt - als wanneer u het met plezier doet.
Richard Bentler, één van de oprichters van de N.O.P. (Negatively oriented personality), een bekende psychotherapeutische stroming, zei: "Bekijk wat je 's morgens, als je wakker wordt, denkt over de komende dag, want dat bepaalt hoe je in die dag komt te staan. Als jij je bed uitkomt met de verzuchting: 'Huh, alweer een dag, hoe kom ik die nou toch door..', dan kán het toch niet leuk worden. Dat gaat toch niet. Dan kún je toch geen plezier hebben in de dingen als je zo de dag begint. Het is heel simpel om te kijken of je kunt zeggen: 'Ha! Weer een dag! Laten we 'es kijken wat we ervan kunnen maken!' Bentler zegt: 'moet je 'es kijken hoe makkelijk dan de dingen gaan. Hij was de man van de simpele oplossingen en ze blijken nog te werken ook.

We hebben nu twee grondregels aan dit kleine elementje kunnen ontlenen en die zijn dus:
1. Dat we altijd communiceren, wat we ook doen. U zit mij terug te communiceren nu. Daar bent u zich misschien niet van bewust, maar dat doet u wel. Kijkt u naar me, bent u aandachtig, zit u naar het plafond te staren, zie ik knikkende hoofden of schuddende hoofden, zie ik glimlachen: dat zijn allemaal signalen voor mij of mijn boodschap aankomt, en of u er een beetje lol in hebt, want dat is de bedoeling. Als iedereen hier zuur zit te kijken, dan denk ik: "Ik doe toch iets niet helemaal goed." Dat praat minder makkelijk hoor, dat kan ik u vertellen.
2. De manier waarop we communiceren is nog belangrijker dan de inhoud van de boodschap zelf; non-verbale elementen blijven langer hangen dan verbale.

Ik wil u een stukje uit een communicatie laten zien aan de hand van een kleine scène uit de film Gandhi. Ik ga u eerst een scène laten zien en mijn verzoek aan u is - buiten de eventuele inhoud, die u waarschijnlijk niet kunt verstaan, want daarvoor zijn de speakertjes veel te zacht - kijkt u 'es naar het beeld; daar staat als het goed is ook ondertiteling bij. Kijkt u nu eens wat er eigenlijk gebeurt in die scène, wat is er aan de hand? Misschien heeft u de film ooit gezien; dan herkent u 'm vast. We gaan het daarna erover hebben en dan zal ik u uitleggen waarom ik u dat heb laten zien.

Een filmfragment start uit "Gandhi". Dit fragment staat hier; het begint op 4 min. 20 sec. van dit You Tube- filmpje. http://www.youtube.com/watch?v=jnByy_r2ZKk
Franc geeft commentaar bij de beelden van een rijdende trein, waarin een kleurling (Hindoe) zit. Dit is Gandhi, die later de eerste president van India zou worden. Hij is onberispelijk gekleed en zit in een coupé, waar hij in gesprek is met een zwarte bediende. Deze vraagt hem: "Meneer, hoe lang zult u in Zuid-Afrika blijven?"
Gandhi antwoordt: "Een week".
De zwarte man vraagt: "Hoe komt u aan dat eersteklas-kaartje?"
Nog voordat Gandhi kan antwoorden, komt de conducteur de coupé binnen; die vraagt:" Wat doe je in dit rijtuig, koelie?"
"Ik heb een kaartje, een eersteklas-kaartje," antwoordt Gandhi, en hij overhandigt het aan de conducteur.
De conducteur kijkt wantrouwend en vraagt opnieuw "Hoe kom je eraan?"
"Ik ben advocaat,"antwoordt Gandhi.
Een andere blanke, die naast de conducteur staat, bemoeit zich er ook mee en zegt bars: "Er zijn geen gekleurde advocaten in Zuid-Afrika."
Gandhi zeg daarop: "Wacht even. Hier is mijn visitekaartje. Ik ben meneer Gandhi. Ik ben advocaat aan de balie in Londen."
De conducteur dringt aan: "Heb je me niet gehoord? Er zijn geen gekleurde advocaten."
"Ik ben beëdigd in Londen en daarom ben ik een advocaat", antwoordt Gandhi. "En ik ben in Zuid-Afrika, dus is er een gekleurde advocaat in Zuid-Afrika, op z'n minst één."
De blanke man zegt tegen de conducteur: "Een slimme, smerige koelie is het. Gooi hem eruit."
"Ga weg", zegt daarop de conducteur, "ga naar de derde klas waar je thuishoort, of anders word je er op het volgende station uitgegooid."
Vervolgens wordt de advocaat uit de trein geknikkerd op het station van Pietermaritzburg.

Franc: Wat heeft u gezien? Wat is hier aan de hand?
Iemand uit de zaal zegt: "De blanken weten het weer zo goed, dat denken ze."
"Kijk, dank u wel. Er zit een hele wereld achter die opmerkingen. Wat heeft u nog meer gezien?
Een mevrouw zegt: "Ze communiceren vanuit de visie zoals de blanke mensen over de zwarte mensen geïndoctrineerd zijn. Daar zijn ze zó op gefocust en gefixeerd, dat ze zo communiceren, ook al zegt Gandhi heel duidelijk 'ik ben advocaat, ik kom uit Londen, en ik heb écht een eersteklas-kaartje'. Maar ze zijn zó gefixeerd op dat idee, dat ze niet eens luisteren, het maakt gewoon niet uit."
Franc: Goed. Zijn er nog meer reacties?
Een bezoeker zegt: "Macht. Ongelijkwaardigheid"
Franc: "Da's een hele goeie observatie, dank u wel. Hier speelt macht, en macht is een element dat aan communicatie vastzit. Daarom heb ik ook deze scène laten zien. En u heeft ook gelijk: die conducteur en die andere blanke man behandelen Gandhi vanuit een bepaald standpunt dat cultureel bepaald is. Je kunt je zelfs afvragen of je het die twee individuen kwalijk zou kunnen nemen dat ze zo denken.
Gandhi denkt natuurlijk vanuit zijn culturele achtergrond. Wat hebben we nog meer kunnen waarnemen aan deze scène?
Iemand zegt: "Die zwarte jongen. Die kijkt hiernaar in de trant van 'wat moet ik hiermee?'
"Ja, want die zit in hetzelfde systeem als die conducteur en die andere blanke man. Hij is daarin opgegroeid, hij weet niet beter. Hij weet niet beter dan dat hij een minder machtige positie in de samenleving heeft. Wat heeft u nog meer gezien?
Een man: "Gandhi mobiliseert niet zijn woede; hij blijft kwetsbaar."
"Ja. Dat is natuurlijk dé grote kracht van Gandhi geweest, de satyagraha , de geweldloze weerbaarheid. Hij blijft heel correct, heel beleefd, heel geduldig. Dat had hij al op heel jonge leeftijd. Dus hij communiceert op een bepaalde manier. Hoe zouden we die kunnen om-schrijven? Iemand zegt: "Beleefd". Een ander: "Ondergeschikt."
Franc: "Kunt u daar wat meer over zeggen?
"Kwetsbaar. Hij stelt zich onder de conducteur op, hij weert zich wel, maar gaat er in feite toch mee akkoord, hij laat zich de trein uitgooien."
Franc: "Nou is het de vraag of hij tegen het fysieke geweld op gekund had, dat is een tweede, maar hij laat zich inderdaad de trein uitgooien. Maar ik denk dat 'ie ook verbouwereerd was. Dat is tenminste wat ik uit zijn biografie heb begrepen, dat 'ie echt stomverbaasd was dat dit hem overkwam. Hij kwam nl. uit een gegoede Indiase familie, die door de Engelsen gerespecteerd werd, hij had zijn opleiding in Engeland gehad waarin hij als gelijkwaardige aan de Engelsen werd behandeld - Engeland was in die tijd redelijk liberaal wat dat betreft, we spreken over 1893 - en hij komt dan in het apartheidsregime van Zuid-Afrika terecht waarvan hij eigenlijk geen idee heeft hoe het er daar aan toegaat. Hij was in de veronder-stelling dat hij daar dezelfde positie zou kunnen hebben als in Engeland en India. Het was letterlijk een cultuurschok voor hem.

Wat we kunnen zien aan dit stukje scène is de inhoud van dit gesprek, dat ging over "Hebt u een kaartje?" "Ja, ik heb een kaartje, ik ben gewoon advocaat." Dat is een gesprek op inhoud, waarin argument tegen argument wordt gegeven. Maar wat je kunt zien aan het hele gesprek is dat het niet over de inhoud gaat. De inhoud is ondergeschikt aan het stukje macht dat net werd genoemd. Dat is wat we in de communicatieleer de inhoud en de betrekking van een communicatie noemen. Dat is een heel ingewikkeld woord, 'betrekking', maar dat gaat over de vraag hoe wij ons tot elkaar verhouden.
Stel u voor dat ik hier een lezing sta te geven en er is iemand anders in de zaal die vindt dat hij het beter weet dan ik. Misschien zijn die er wel, maar die houden nu heel netjes en beleefd hun mond. Maar als die dat níet zou doen, dan zou hij mijn positie als degene, die de voordracht geeft, ter discussie stellen. Dan krijg je een machtsconflict, net zoals in deze film. Dan gaat men de inhoud van het gesprek gebruiken om zijn eigen machtspositie te handhaven of te verstevigen. Dat is ook precies wat je in dat gesprek (in de trein) ziet gebeuren, wat u heel terecht opmerkte: ze reageren niet op de inhoudelijke argumenten van Gandhi. Daar hebben ze geen boodschap aan. Want de boodschap is - en dat kun je ook aan de lichaamstaal van deze acteurs prachtig zien, het is goed geacteerd - "ik ben de baas en jij doet wat ik wil".
Dat is iets wat wij in het dagelijks leven elke dag meerdere keren doen. Daar bent u zich waarschijnlijk niet van bewust, maar als u kinderen hebt, dan weet u, dat u soms de inhoud van uw communicatie ondergeschikt maakt aan de betrekking, nl. "dit moet er gebeuren, en jij luistert naar wat ik zeg". En of je dat nou duidelijk zegt of niet, de boodschap is heel duidelijk. Als u een verantwoordelijke positie in het bedrijfsleven bekleedt, doet u hetzelfde met uw werknemers. Er is u geleerd in deze samenleving om dat op een zeer beleefde en beschaafde manier te doen, maar gebeuren doet het. En dat is niet verkeerd hoor, want wij hebben natuurlijk een sociaal gedachtengoed meegekregen vanuit de afgelopen 50, 60 jaar, dat wij gelijk zouden moeten zijn. Nou, die illusie kan ik u ook ontnemen: dat zijn we nl. niet, nimmer. En dat is helemaal niet erg. U bent gelukkig anders, en u heeft een andere positie en speelt andere rollen in het leven dan ik. Daarom is het allemaal heel divers en dat maakt de samenleving verschrikkelijk interessant. Maar er móeten machtsverhoudingen zijn.
De anarchisten hebben lang gedacht dat dat niet kon. Bakunin, een heel beroemde anarchist uit het begin van de 20e eeuw, die een aantal boeken heeft geschreven en aan het hoofd stond van de anarchistische beweging en o.a. de Russische revolutie heeft ingeleid maar ook allerlei processen in Frankrijk in die tijd met anarchisten heeft geleid, die zei aan het eind van zijn leven: "Ik heb ontdekt dat de zaak, waarvoor ik gestreden heb - het anarchisme - een illusie is. Wij zijn in opstand gekomen tegen allerlei dictatoriale bewegingen. We hebben de tsaar van zijn troon gestoten en we hebben geprobeerd de industriële grootmachten omver te werpen. Dat hebben we gedaan door te schieten, door bommen te gooien, door de zaak te ondermijnen. En kijk wat er met mijn collega-strijders in Rusland is gebeurd: ze zijn de nieuwe tsaren geworden. Hij (Bakunin) zegt, dat dat laat zien dat de samenleving niet in staat is tot anarchisme. Anarchisme in zijn pure vorm is, dat ik verantwoordelijk ben voor mijn leven en dat mijn vrijheid ophoudt waar de jouwe begint. Hij zegt: 'dat hebben we niet gedaan, want als ik een bom onder de auto van een grootindustriëel leg, schaad ik zijn vrijheid, omdat ik boos ben dat hij de mijne heeft geschaad.'
Je ziet dus dat daar een soort denkfout in zit. Die heeft te maken met de manier waarop wij met elkaar communiceren en denken over onze eigen identiteit en over onze eigen zelfstandigheid. Die heeft ook met dit soort scènes te maken. Je ziet hier dat de mensen die in dat regime van de apartheid hebben gezeten, niet buiten hun eigen kader konden gaan staan om te zien dat de Indische mens en ook de zwarte mens gewoon mensen zijn met evenveel rechten en vrijheid van denken. Dat kón ook niet in 1890. Nu kan het wel, maar nu nog zie je dat het in Afrika verschrikkelijk moeilijk is. Ik heb zowel blanke als zwarte Zuid-Afrikaanse kennissen, en beide hebben verschrikkelijk veel moeite om te beseffen dat de andere evenzeer mens is als zij. Nu dreigt het omgekeerde te gebeuren, dat de blanke mens - en dat is wat je onder het regime van Mugabe ziet gebeuren in Zimbabwe - gediscrimineerd gaat worden i.p.v. de zwarte mens. Dat is even slecht. Datzelfde gebeurt in Zuid-Afrika volop op dit moment. Een gelijke samenleving is dus een illusie. Dat heeft te maken met de manier waarop wij communiceren, met de manier waarop wij onze binnenwereld aan de andere mens overdragen.

We hebben dus een verbale en een non-verbale kant aan de communicatie, dus een inhoud en een betrekking zoals dat heet. Je hebt nog volop voorbeelden van dat betrekkingselement. Daarvan zal ik u een paar praktische voorbeelden geven.
U bent in de kamer samen met iemand anders en het raam staat open. U zou dat raam graag gesloten zien. Dan kunt u dat op veel verschillende mensen communiceren. Je kunt bv. tegen iemand op een bevelende manier zeggen: "Doe dat raam dicht!" Maar je zou ook kunnen zeggen: "Zou u misschien dat raam dicht willen doen?" Het is dezelfde boodschap, nl. ik wil dat dat raam dichtgaat, maar het effect daarvan is totaal anders. Je zou ook kunnen zeggen: "Doe 'es snel dat raam dicht!" Dan krijg je weer een heel ander effect. Het is dus heel zinvol om na te denken over de vraag hoe ik communiceer met die ander. Dan hoor je in de intonatie - en dat heeft ook met de gezichtsuitdrukking en de rest van de lichamelijke expressie te maken - hoe die boodschap wordt opgepakt door die ander. Als je zegt: "Doe dat raam dicht!", heb je meer kans op weerstand dan wanneer je zegt: "Zou je dat raam alsjeblieft dicht willen doen?" Iemand uit de zaal vraagt: "En als 'ie het dan niet doet?" Franc: Dan heeft u een machtsconflict. Wat is de meest simpele oplossing? De vragensteller zegt: "Overleggen met die man." Franc: Ja, of zeggen: 'O.k., dan doe ik het zelf wel.' Dat heet dan conflicthantering. Marshall Rosenberg is daar verschrikkelijk goed in. Kennen jullie hem? Dat is de man van de geweldloze communicatie. Die heeft daar heel zinvolle dingen over geschreven en rollenspelen gedaan waarin je ziet hoe dat werkt, waarbij je ziet hoe je houding - vooral je non-verbale houding - heel veel invloed heeft.

Je kunt aan die verschillende intonaties in die zinnetjes zien hoe de machtsverhoudingen voor het gevoel van de uitspreker van die zinnen liggen. Dus als iemand zegt: "Doe het raam eens dicht", plaatst 'ie zich in een machtige positie. Nu is het de vraag of die macht wordt erkend door die ander, want dat is de keerzijde van de medaille. Dat is het andere element dat we kunnen zien aan dat filmfragmentje, dat die machtsverschillen er zijn. Naarmate in de beleving van één of twee deelnemers aan het gesprek dat verschil in machtspositie groter is, zul je des te bevelender opdrachten krijgen. Machtsgevoel en de innerlijke houding van 'ik ben de baas' geven makkelijker de neiging tot opdrachten aan de ander. Als de machtsgelijkheid echter groter is en de mensen dus dichter bij elkaar staan, zullen de communicaties gelijkwaardiger worden. Dan zal het dus eerder een verzoek worden of een overleg dan een opdracht. Soms is het op zijn plaats dat het bevelend is, soms is het overleg op zijn plaats: dat is een soort gevoel dat we in de loop van het leven ontwikkelen en dat ons - als het goed is - ook geleerd wordt door onze ouders.

Hoe ga je daar nou mee om? Daar gaat nogal 'es wat mee fout. Je ziet dat bij de problemen op dit moment in de samenleving met de jonge Marokkaanse jongens. Die hebben ouders, die uit een heel andere sociale context komen dan wij. In Marokko heb je immers een heel grote wij-gemeenschap, dat is collectief. De opvoeding van kinderen gebeurt daar over het algemeen ook collectief. Iedereen uit de straat of uit het dorp heeft een oogje voor al die kinderen; als het al te dol wordt, wordt er gecorrigeerd. Daar speelt de structuur van de Islam in de samenleving een heel belangrijke rol in, die is daarin normerend. Binnen de sociale context van zo'n gemeenschap wordt dat negatieve gedrag, waar elk jongetje af en toe de neiging toe heeft, gecorrigeerd. Daarnaast hebben ze een bepaalde positie binnen het gezin. Er wordt ook op een andere manier tegen de man-vrouw verhouding aangekeken, en er wordt op een andere manier tegen mensen binnen en buiten het geloof aangekeken. In de Hadith, de overlevering, staat letterlijk dat de islamitische mensen het ware geloof hebben gevonden; alle andere gelovigen worden binnen de islamitische samenleving als tweederangsburgers beschouwd. Dat is iets wat uit het jaar 700 komt en dat toen heel passend was in die samenleving en in de ontwikkeling van die samenleving. Dat is opgeschreven en dat is - zeker in de landen waarin de Sharia geldt - tot wet verheven.
Nou moet je je voorstellen dat je een Marokkaanse jongen bent, dat je ouders hebt die moslim zijn, die in dat geloof zitten en uit die structuur komen, en leven in de Nederlandse samenleving waar het er heel anders aan toe gaat. Daar is die sociale context niet. Bovendien vallen veel van die jongens min of meer uit die geloofsstructuur, en wát ze ervan meekrijgen - en dat werkt die radicalisering in de hand - is dat ze in een rare tweespalt terecht komen, nl. dat ze in een land leven waar voor hen niet-gelovige mensen de baas zijn, maar vanuit hun geloof beschouwd zijn dat tweederangs-burgers. Dat is innerlijk bezien een rare spagaat. En omdat je dan toch vanuit je eigen cultuur blijft kijken - ze zijn vaak half-Nederlands, die jongens, omdat hun ouders niet zo goed Nederlands spreken en niet zo goed in de Nederlandse samenleving zijn geïntegreerd - krijg je dat ze uit de sociale context vallen en ongeoorloofd gedrag gaan vertonen. Zowel binnen de islamitische gemeenschap als binnen de Nederlandse samenleving is dat ongeoorloofd gedrag, maar er is geen sociale structuur om hen te corrigeren. Dat heeft te maken met de manier waarop er met hen gecommuniceerd is en wordt, en met het feit dat ze de machtsverhoudingen niet op de juiste manier leren inter-preteren. Dat is een lastig probleem dat we niet zomaar opgelost krijgen.

Het één na laatste van het stukje dat ik met u wil bespreken is onze subjectiviteit. Ik zal u een simpel voorbeeld geven. Je hebt een kruising en uit de ene straat komt een rode auto en uit de andere straat komt een blauwe auto. Op die kruising botsen ze tegen elkaar aan. Vervolgens moet er natuurlijk uitgezocht worden wie er fout was. Als u op het hoekje van die kruising had gestaan en u gaat daar waarnemen, dan had u gezegd: "Die rode auto kwam van links, de blauwe auto kwam van rechts en ze botsten tegen elkander." Als u echter in de straat van de blauwe auto heeft gestaan, dan zegt u: "Die blauwe auto kwam eraan, en toen kwam die rooie van links en die knalde er tegenaan." Terwijl u, als u in de straat van de rode had gestaan, had gezegd: "Die rode auto kwam eraan, en plotseling kwam die blauwe van links; die knalde er tegenaan." Dat laat dus zien dat het standpunt, dat wij innemen, onze waarneming beïnvloedt en dat we het kunnen vergeten dat we objectief zijn. Nimmer bent u objectief! Hoe hard u ook uw best doet, u bent altijd subjectief. U beleeft het altijd vanuit uw eigen innerlijke leven, vanuit uw eigen kader, precies zoals deze twee mensen, als ze de situatie in de trein in Zuid-Afrika hadden moeten beschrijven, zouden zeggen: "Er was een zwarte koelie, en die hebben we de trein uitgeknikkerd. Hartstikke fout was 'ie!" Terwijl wij met onze door Nederlands liberalisme gekleurde bril naar deze situatie kijken en zeggen: "Ze zijn helemaal gestoord! Hoe halen ze het in hun hoofd om iemand zo te behandelen?!" Toch was dit in het Zuid-Afrika van 1893 een volkomen terechte handeling. Die werd zowel door de blanken als door de zwarten en de Indische bevolking volkomen geaccepteerd, een enkele uitzondering daargelaten. Dat laat zien dat wij dus in ons standpunt over situaties gekleurd zijn door onze eigen cultuur, door het gezin waar we vandaan komen, door de opvoeding die we gehad hebben, door de dingen die we gelezen hebben, door de sprekers waar we naar zijn gaan luisteren, enz. Ik ben op dit moment heftig bezig om uw wereldbeeld te beïnvloeden. Dat lukt me een klein beetje, een klein beetje meer of minder, of misschien niet. Zo gaat dat in het leven. We noemen dat in de communicatie "interpunctie", en ook dat heeft een heel belangrijk spiritueel standpunt. Als je werkelijk het spirituele in zijn dagelijkse werkelijkheid wilt benaderen, moet je je dus bewust zijn van het feit dàt je gekleurd bent. Dat is niet erg, want je kunt er niks aan doen. Je kunt het niet vermijden. Je kunt streven naar zoveel mogelijk objectiviteit en proberen je te verruimen, maar je hébt een subjectief standpunt.
Dat betekent dus - precies zoals die meneer zonet zei over het conflict over dat raam - dat het zinvol is om er met die ander over in gesprek te gaan om te zien of misschien een ander standpunt mogelijk is. Als we dáár nou 'es met z'n allen aan zouden beginnen, dan zou dat stap één zijn naar een liefdevolle samenleving.

Hierbij hoort het tweede element, het machtselement, dat het nl. ook een wetmatigheid is in de communicatie dat wij in een gesprek elkaar aanvullen, en dus samen in overleg zijn over de dingen, samen het beeld opbouwen, ófwel dat wij een tegenpositie innemen. Het is één van de twee: meer keuzes heeft u niet. U bouwt dus samen het gesprek op, en het gaat in overeenstemming óf u komt tegenover elkaar te staan. Soms zie je in een gesprek, in een communicatie of in een huwelijk een heleboel elementen waarin je het met elkaar eens bent, maar over die één of twee punten kunt u het maar niet met elkaar eens worden.
Ik zal u een voorbeeld geven uit mijn praktijk. Ik had 'es een echtpaar, dat al voor de wet gescheiden was. Ze waren nog bezig met de boedelverdeling, al twee jaar. Daar kwamen ze maar niet uit. Ze vroegen me: "Wil je ons alsjeblieft helpen om die zaak af te ronden, want dan zijn we van elkaar af." Ik zei toen dat dat goed was. Er waren toen wel 20, 30 punten waarover ze het niet met elkaar eens waren en waarover gesteggeld moest worden. Het heeft me drie sessies van twee uur gekost om van de 30 er 29 van tafel te krijgen, maar dat dertigste punt lukte niet. Dat ging over een kist lego van de kinderen. De jongste was 17. Ze waren er allebei van overtuigd dat die kist lego bij hen thuis moest komen te staan voor de kleinkinderen. Dat was het belangrijkste argument en ze vonden natuurlijk allebei dat dat zo moest en ze gebruikten nog honderden andere argumenten die werkelijk kant noch wal raakten. Toen ik het in mijn hoofd haalde om het meest voor de hand liggende en meest praktische voorstel te doen dat u maar kunt bedenken, nl. een kist lego waar je het niet over eens kunt worden dan maar te delen, toen kon dat echt niet. Hoe haalde ik het in mijn hoofd? Het was zo'n unieke collectie! Nu was het wel veel hoor, het waren geloof ik wel vier kisten, heel veel was het. Zo'n collectie uit elkaar halen zou de waarde ervan verminderen en er zaten allemaal herinneringen aan.
We kwamen toen bij het echte onderwerp, nl. die herinneringen: die kon je toch niet uit elkaar halen. Ik heb nog drie briefwisselingen met hen gevoerd om te proberen het op te lossen, het is niet gelukt. Ik heb geen idee wat er daarna met die kist lego gebeurd is, maar het is niet in het convenant terecht gekomen. Zo kunnen mensen vastklampen aan hun eigen standpunt. Dan kun je dus praten als Brugman en je kunt je best doen om problemen op te lossen, maar als twee mensen blijven zitten in hun standpunten - en in dat geval in complementaire standpunten, die elkaar aanvullen, maar op een verkeerde manier - blijft het eeuwig hakketakken. Het ging eigenlijk om de vraag wie er de baas was. Dat was dan ook precies waar hun huwelijk op gestrand was. Dat kunt u natuurlijk begrijpen.

Dat zijn zo van die dingen waaraan je kunt zien dat het heel lastig is om op een goede manier te communiceren. Daar kunnen we met z'n allen nog ontzettend veel van leren. Eén van de dingen, die ik met hen gedaan heb, is hen begrip bijbrengen voor iets wat in de spirituele communicatie veel gebruikt wordt, en dat heet meta-communicatie, nl. communiceren over hoe je communiceert. Dat is wat we op dit moment aan het doen zijn: wat is nou slim om te doen en wat is niet slim om te doen.
Als je daarover gaat praten, dan zie je dat veel mensen niet in staat zijn om over hun eigen communicatie te praten omdat ze dat simpelweg niet van hun ouders geleerd hebben en omdat het simpelweg in onze samenleving niet gewoon is om te zeggen: "Zoals je nu tegen me aan het praten bent, klopt er iets niet." Of "ik krijg een heel naar gevoel van wat je daarnet hebt gedaan." Misschien dat het in uw kringen van mensen die wat meer met spiritualiteit bezig zijn wat gewoner is, maar ik kwam dicht in de buurt van Staphorst te wonen en ik kan u vertellen dat mijn patiënten uit Staphorst werkelijk met hun oren zitten te flapperen als ik ze suggesties doe om dat misschien op een andere wijze te doen. Dan gaat het toevallig over Staphorst, maar dat is dan een voorbeeld van een gemeenschap waarin het niet zo gewoon is om op die manier te communiceren. Ik heb ooit een vader in behandeling gehad, die tegen me zei: "Joa, maar dan ga 'k toch niet op díe m'nier met m'n kinder'n praat'n! 'k Denk er niet o'er!" Een mevrouw uit het publiek merkt op: "Het valt me nog mee dat ze uit Staphorst bij u komen!" Franc: Ja, da's een wonder. Maar ik heb 'es een paar mensen goed geholpen, en dat helpt. Dan krijg je een goede naam en dan stappen ze letterlijk en figuurlijk over de drempels heen, en dan komen ze. Deze meneer had last van reuma en had zeer veel baat bij mijn geneesmiddelen. Daarom bleef hij toch maar komen. Ik hoorde later van zijn dochter dat 'ie toch wel wat milder werd.

Ik heb zonet al een klein tipje van de sluier opgelicht door het voorbeeld te geven van die moeder met dat kind. Als je zó communiceert, is dat een paradox voor het kind. Daar zit een tegenstrijdigheid in, dan zijn de lichaamstaal en de intonatie niet in overeenstemming met wat er inhoudelijk gezegd wordt. Dergelijke paradoxen kweken schizofrenie, want dat kind krijgt een dubbele boodschap. Dubbele boodschappen zijn de meest verschrikkelijke communicaties die je maar kunt krijgen. Als iemand 'ja' zegt, maar in de rest van zijn communicatie 'nee' zegt, krijgt u innerlijk een gespleten gevoel daarvan. Vraag u maar 'es af hoe vaak u dat zelf doet; dat is vaker dan we denken. Dan kan ik mijn wijsheden debiteren, maar mijn vrouw wijst mij er regelmatig op dat ik dubbele boodschappen uitzend, dat ik bv. doe alsof ik luister, terwijl ik eigenlijk aan mijn patiënten denk.

Voordat we verder gaan, wil ik graag een ander element daarvan met u bespreken. Dat is dat wij veel via de taal communiceren. Nu heeft de taal een heel ernstige handicap als ik mijn gedachten aan u wil overdragen. Daarbij heb ik een vraag aan u: "Wie kan mij beschrijven wat een ziel is?"
Iemand zegt: "De ziel bestaat niet."
Franc: Maar dat is géén beschrijving van wat 'ie is. Dat is een ontkenning dat 'ie er is. Maar wat is een geest?
Diezelfde bezoeker antwoord: "Die bestaat wel."
Franc: Dus voor u heeft een mens alleen een geest en géén ziel. Zijn er nog andere mensen die kunnen zeggen wat een ziel of een geest is?
Een mevrouw: "Dat is een soort geweten."
Franc: Welke van de twee, de ziel of de geest?
Antwoord: "De ziel."
Franc: De ziel is dus een innerlijk.
"De ziel is datgene wat bestaat en er altijd al was, de geest is dat stuk dat nu bij de persoon hoort die er op dit moment is."
Dank u wel. Nog meer reacties?
Een man: "De ziel is de verbinding tussen de geest en het lichaam."
Franc: Akkoord. Dat is dus precies het tegenovergestelde van wat die mevrouw zegt. Dit soort antwoorden, deze reeks, krijg ik altijd als ik die vraag aan een groep mensen stel. Als u naar de spirituele literatuur kijkt, ziet u dat dat bol staat van de termen 'geest' en 'ziel'. Maar nog geen tien procent van de auteurs neemt de moeite om uit te leggen wat zij onder 'ziel' en 'geest' verstaan. Dus gaat u het boek lezen en u zegt: "Hij heeft het over de ziel; wat een onzin! De ziel bestaat immers niet!" En u (wijst iemand anders aan) zegt: "Dat is het eeuwigdurende". U gaat dus proberen om datgene, wat de auteur zegt, in uw kader in te passen. Maar u weet niet wat uw auteur gedacht heeft over de ziel. Dat is een rare spraakverwarring in onze taal.

Dat is maar één voorbeeld, dat van geest en ziel, maar zo zijn er honderden te bedenken van woorden, die we met elkaar gebruiken, waarvan we geen idee hebben wat de ander daar nou precies mee bedoelt. Als je het nu over toegepaste spiritualiteit hebt, is het erg noodzakelijk dat we dat definiëren. Wat ik zal doen is u uitleggen waar deze spraakverwarring vandaan komt. Die komt nl. van het concilie van 869.
Het woord 'ziel' kan nl. twee mogelijke oorsprongen hebben. De ene mogelijkheid is, dat het van het oud-Germaanse 'sailan' komt. Dan zou het 'wind' of 'adem' betekenen, of het komt van het Latijnse 'salida': dat betekent 'een in- of uitgang', of 'een binnenzee'.
Het woord 'geest' komt van het Hoog-duitse 'gaestan'. Dat is een spook of een overleden mens. Wij gebruiken de woorden geest en ziel nu omdat die woorden in onze bijbel gebruikt zijn om twee Latijnse woorden te vertalen: het woord spiritus en het woord salida. Het probleem is echter, dat die Latijnse woorden weer een interpretatie zijn van oorspronkelijk Hebreeuwse en Aramese teksten, waarin een heel nauwkeurig onderscheid tussen die twee begrippen werd gemaakt. Het woord 'geest' komt in het Hebreeuws en het Aramees voor als 'roeach'. 'Roeach' betekent 'adem', 'wind'. Het is altijd iets wat los staat van de fysieke organisatie (het lichaam). Het grappige is dat in het hedendaagse Hebreeuws 'roeach hakkadesh' betekent 'het laten van een wind'. Dan zeggen ze, dat dat de geest is die de stof verlaat. Ze gebruiken datzelfde begrip nl. voor iemand die overlijdt.

Het woord voor 'ziel' is 'nefesj' of 'nefasja'. Het kan persoon of ziel betekenen, het kan ook intellect betekenen, maar ook geest of adem, of wind. Maar het wordt altijd gebruikt in verbinding met de fysieke organisatie, met de stof. In die taal werd dus een heel nauwkeurig onderscheid gemaakt tussen bovenzinnelijke elementen, die verbonden zijn aan de stoffelijke werkelijkheid, en elementen die daar los van staan. Als je nu het Nieuwe Testament in het Aramees gaat lezen, zul je ontdekken dat er steeds gesproken wordt over de 'roeach', de geest, die zich dankzij de 'nefesj' met de fysieke organisatie (het lichaam) kan verbinden, zoals u het daarnet beschreef. Daarbij wordt de ziel gezien als de verbinding tussen de stoffelijke organisatie en de geest.

Op dat concilie nu van 869 waarin ook de bijbelvertaling werd herzien, kwamen de paus en de kerkvaders tot de conclusie dat het niet zo handig was om een eeuwigdurende geest te hebben, maar wel om een ziel te hebben, want die was zondig; die kon je nl. beter sturen. Dus werd besloten om de geest af te schaffen en werden in de bijbel alle woorden 'geest' door 'ziel' vervangen. Zo is de bijbel ook vertaald. Dáár komt onze spraakverwarring over 'ziel' en 'geest' vandaan. Dat laat prachtig zien hoe in de verwording van de taal zo'n begrip vaag wordt in onze samenleving, terwijl we er met z'n allen alsmaar over zitten te praten.

= P A U Z E =

In het volgende stukje van de lezing wil ik u wat praktische handvaten geven aan de hand van de psychologische typen van Jung. Jung heeft halverwege de vorige eeuw vanuit de obser-vaties vanuit zijn praktijk ontdekt dat er een aantal typen mensen waren. Nou is het in de typologie altijd het gevaar dat je iemand in een hokje stopt maar hij heeft dat zo omschreven dat dat gevaar eigenlijk niet bestaat en dat geeft een zo praktische handleiding - waarmee je krom-municaties kunt voorkomen - dat ik u dat graag wil schenken. Jung heeft vier polariteiten beschreven die hij basistypes noemt en het eerste basistype dat kent u en dat is introvert en extravert dat is iets wat zich heel erg in onze taal heeft ingeburgerd sinds Jung daar mee kwam.

Introvert betekent in de oorspronkelijke betekenis, zoals Jung het heeft gebruikt "niet gesloten" ondanks dat het in onze taal opnieuw zo gebruikt wordt maar dat is niet zo. De introverte mens, beschrijft Jung, is de mens die energie opdoet, die zich oplaad, door zich terug te trekken en de eenzaamheid op te zoeken. Dat is ongetwijfeld iets wat veel mensen zullen kennen. Hij moet zichzelf vinden en daar voor zoekt ie de rust en dan heeft ie weer de energie om de interactie met allerlei andere mensen aan te gaan. Terwijl de extraverte mens niet open is zoals dat in onze taal wordt gebruikt nu maar het zijn de mensen die het tegenovergestelde doen. Die laad op door de interactie aan te gaan met mensen. Ik ben zelf meer het extraverte type, als ik zeven uur heb les gegeven aan mijn studenten dan kom ik opgeladen thuis. Dan ben ik niet moe en dan moet ik nog een uurtje tot rust komen om te kunnen slapen want anders dan gaat dat niet. Mijn vrouw, als zij dat zou moeten doen, die is na vier uur lesgeven volkomen afgedraaid en die moet dan een uurtje alleen zijn en dan kan ze weer. Dat is soms wel eens een probleem in ons huwelijk. Dat zult u waarschijnlijk herkennen, dit soort dingen.

Daarnaast heeft Jung beschreven de intuïtieve mens en de sensorische mens. En ook daar zijn een hele hoop spraakverwarringen over ontstaan. Intuïtief in die zin betekent niet dat die mensen alles intuïtief weten maar het zijn de mensen die zich richten op de totaliteit, op het grote geheel. Gaat u maar es na, u bent daarnet door de gang hier binnen gekomen en er is een groep mensen die mij in detail zou kunnen vertellen hoe die gang er uit ziet, wat er hangt aan de muur, wat voor tegeltjes er op de grond liggen, wat voor steentjes er in de muur zitten, hoe het plafond er uit ziet, de intuïtieve mens zou dat "niet" kunnen. Wat die me kan vertellen is wat de sfeer van die gang is. Dat zijn de mensen die als ze op een feestje komen en dan vraag je; wat voor kleur hadden de gordijnen, nou daar moeten ze even heel hard over nadenken maar als je ze vraagt; hoe was de sfeer....ooooo die was heerlijk, ik voelde me er helemaal thuis of het was er kil, dat zijn de intuïtieve mensen. Die proeven de totaliteit van de dingen, het zijn ook vaak mensen met wat meer overzicht over de dingen, die makkelijker overzicht hebben maar die niet zo goed zijn in de details.

De sensorische mens is het tegenovergestelde, het betekent niet dat ze gevoelig zijn of dat ze gevoelige zintuigen hebben, hebben ze wel maar die zien alle nuances en details. De sensorische mens zou mij kunnen vertellen wat de kleur van het grote schilderij links in de gang is. Mijn zoon is zo'n sensorisch mens, die zat met vijf jaar achter op de fiets op weg naar school en toen zei hij; pappa de wieldoppen van een mercedes en een BMW zijn anders, oh..toen ging ik kijken en hij had gelijk. Hij zag dat, ik was daar nog nooit mee bezig geweest.

Nou moet u, u voorstellen dat u een introvert, intuïtief mens hebt. Die ziet grote gehelen en geen details en die moet naar binnen om de dingen te verwerken en op te laden en dan kan hij weer wat met alle andere mensen en die moet samenwerken met een extravert sensorisch mens, die dat nodig heeft om iets te spuien, in interactie te gaan en die de ander helemaal overlaad met die details die hij waar heeft genomen. Nou dat is een fantastische bron voor krom-municaties. En dat is precies waarom Jung die types heeft beschreven en dat is door twee leerlingen van hem, Myers en Briggs, in Amerika verder uitgewerkt, dat is een soort systeem geworden, MBTI, heet het, en die gebruiken 'm bijvoorbeeld in het bedrijfsleven heel veel. Want moet je je voorstellen dat deze twee mensen samen op een afdeling in een kantoor moeten werken, die hebben echt een communicatieprobleem. Waarbij er iets gebeurt en die extraverte mens, die moet dan onmiddellijk die interactie aangaan terwijl die introverte het nodig heeft...laat me even met rust, ja, ik moet het effe verwerken. Dat gaat niet lekker en als die mensen zich daar nou van bewust worden dat ze innerlijk anders georganiseerd zijn, kunnen ze ineens veel meer begrip voor elkaar opbrengen en dan kan die extroverte zeggen; okay, je hebt het even nodig om het te verwerken maar ik weet iemand van de andere afdeling die ook is als ik, dan ga ik daar wel effe.

typen tabel

D'r is nog meer, er zijn denkers en voelers, dat zult u ongetwijfeld weten en dat betekent niet dat denkers niet voelen, dat doen ze wel maar het eerste waar ze naar grijpen om de wereld te hanteren is het denken. Dus ze zijn analytisch ingesteld en ze gebruiken eerst dat denk- vermogen om wat ze tegenkomen in de wereld een plekje te geven. 75% van de mannen zijn denkers en natuurlijk, ja, 75% van de vrouwen zijn voelers. Maar ze zijn er hoor, de vrouwe-lijke denkers. Wilt u een mooi voorbeeld....mevrouw Verdonk. De voelers, en er zijn ook mannelijke voelers hoor, een voorbeeld is Jeroen Krabbé, die man spreekt constant over wat hij ervaart en voelt, niet over wat hij denkt, hij is ook een fantastisch schilder. Het zijn meelevende mensen en die gebruiken primair wat ze ervaren om de wereld te beschrijven. Dus als een voeler u beschrijft wat een bepaalde situatie is dan gaat hij beschrijven wat hij er aan beleefd heeft. Terwijl een denker gaat proberen de feiten op een rijtje te zetten. Ja en dan moet je weer bedenken dat twee van die mensen moeten samenwerken. Dat lukt niet want die praten langs mekaar heen. Want die denker ziet dan feit 1, feit 2, feit 3 en die zegt wat denk jij ervan? En dan zegt die ander; ik heb er niet zo'n goed gevoel bij. Kent u het, het zijn dialogen die redelijk vaak in huwelijken voorkomen, dit soort dingen.

Het andere stukje is opnemen en ordenen, dat zijn eigenlijk geen tegenstrijdigheden maar het zijn twee verschillende manieren om met al die informatie waar we mee om moeten gaan om die te hanteren. Ordenen betekent niet dat ze niet opnemen of dat ze rommelig zijn maar het betekent wel dat ze het nodig hebben om de indrukken uit de wereld te ordenen, te classificeren, op een plekje te zetten en dan is zo'n verzameling gegevens is afgerond, punt erachter, in de kast, klaar. Het zijn prototypen ambtenaren, die alle gegevens verzamelen over een bepaald onderwerp, dat keurig netjes in een rapport schrijven en het dan afgerond bij hun chef inleveren en dan kunnen ze naar het volgende project. En die mensen kunnen er helemaal niet tegen als er ergens in dat traject over iets nog geen beslissing is genomen want dan kunnen ze er geen punt achter zetten want dan blijft dat ordertje op hun bureau liggen. Daar worden ze onrustig van, da's onaangenaam, het moet klaar. Terwijl de opnemers, wat niet betekent dat die niet ordenen, dat doen ze wel, die willen de dingen openhouden, die willen graag dat de dingen stromen, die willen het niet vastgelegd hebben. Dus die onderzoeken iets en dan zeggen ze; oh ja ik heb wel een indruk hoe het in mekaar zit maar het zou volgende week best nog wel eens kunnen veranderen. Het is wel effe goed zo laten we nog maar een maandje wachten. Nou dan zie je 'm alweer hè, als de ordener en de opnemer samen moeten werken dan gaat dat opnieuw langs mekaar heen. Want de één heeft de behoefte om alles klaar en afgerond in de kast te zetten, terwijl de ander zoiets heeft, ik vind het heel prettig als dat dossier nog even open blijft want ik zou er nog wel eens iets aan willen kunnen toe-voegen.

Daarmee hebben we parallel, vier tegenoverstaande elementen en u behoort allemaal, heeft u een voorkeur voor één van die twee polariteiten. Probeert u maar eens voor u zelf na te gaan, bent u iemand die meer energie krijgt van de interactie met mensen of bent u iemand die het meer nodig heeft om in de rust en stilte met zichzelf te zijn en krijgt daar energie van. U heeft allebei de kwaliteiten maar je zou het kunnen zien als een glijdende schaal van 0 -100 aan de ene kant en van 0 - 100 aan de andere kant en u zit ergens aan één van beide kanten, zit u d'r tussen. En misschien zit u 5 aan de ene kant en 5 aan de andere kant maar misschien zit u ook wel 75 aan de ene kant, dat kan heel goed. Interactie of de stilte en rust opzoeken. Je kunt beide hebben, er zijn mensen die zitten in de buurt van de 0, die doen allebei. Dat heb ik zelf ook. Ik vind dit soort dingen, een lezing geven, heerlijk daar laad ik ontzettend aan op maar ik kan ook een hele dag stil in m'n boeken, achter m'n gitaartje zitten en lekker niks, daar kan ik evenzeer van genieten. Vroeger zat ik erg aan die extroverte kant, dat heb ik in de loop van m'n leven leren ontwikkelen en dat is ook precies wat Jung zegt, als je nou heel sterk aan die ene kant zat is het zinvol om innerlijk te proberen die andere kant te ontwikkelen. Daarmee word je begrip voor de andere mens groter maar ook kom je zelf meer in evenwicht.

Het intuïtief sensorische, dat weet u van u zelf ook, dan bent u iemand die alle nuances en details weet, als u uw ogen dicht doet en u weet van een goede vriend of vriendin thuis wat is de kleur van z'n tapijt of z'n vloer, u weet al die nuances en details, dan bent u een sensorisch mens. Kunt u heel goed sfeer beschrijven of u ziet de grote gehelen dan bent u meer een intuïtief mens en dan niet intuïtief in de zin van spiritualiteit maar intuïtief in de zin van de manier hoe je georganiseerd bent.

Denkers en voelers, wie vind zichzelf een denker en wie is meer een voeler? Die vier types die kun je natuurlijk met elkaar combineren, dus je kunt een introvert, intuïtief, denkend en ordenend mens hebben en je kunt een extrovert, sensorisch, voelend en opnemend mens hebben maar je kunt ze ook mixen en dan krijg je 16 basistypes. En als je daar naar gaat kijken kun je aan de hand van de vragen die ik net gesteld heb, kun je jezelf in het systeem plaatsen. Ik zal u een voorbeeld van mezelf geven, ik ben een ENFP. Ik ben een extravert, intuïtief, voelend en opnemend mens, ik laat de dingen graag open, ik overzie makkelijk grote gehelen en ik voel eerder dan dat ik denk, ondanks dat ik heel goed geschoold ben in het denken, heel helder ben in m'n denken, ik zit daar in het midden maar ik ben nog net aan de N kant. Mijn vrouw is een INFP. Het achterste stukje FP hebben we gelijk maar dat eerste stukje, dat hebben we tegenstrijdig en in het begin van onze relatie is dat ook regelmatig een ernstig probleem geweest. Ik moet dan die interactie in, ik heb daar ook wel energie voor, ik doe heel veel, ik ben sociaal heel actief en zij heeft het nodig om achter haar tekenpapier of achter haar schildersezel rustig de dingen van het leven te verwerken en te mediteren. Ja, en dat wreef nog al eens totdat we dit ontdekten en we zoiets hadden van oooh, zit dat zo want in de rest van het stuk zijn we het altijd eens. Mijn oudste zoon is een ISTJ, nou u kunt zich voorstellen dat ik daar in de opvoeding het moeilijk mee heb gehad. Hij is introvert, hij gaat naar binnen, hij trekt zich terug, hij ziet alle nuances en details maar overziet absoluut geen overzicht. Als hij een boekverslag moest schrijven dan kreeg ik een letterlijke herhaling van het boek, met alle nuances, details en de subplots want hij is een sensorisch mens, hij ziet alle nuances maar hij kon dat grote geheel, de grote lijn daaruit halen, dat kon hij helemaal niet. Bovendien voelde hij helemaal niet waar dat verhaal nou over ging, hij analyseerde dat en dan was het punt en dan was het klaar. In de opvoeding hadden we daar regelmatig problemen mee want de manier waarop ik de dingen deed en wat ik van 'm vroeg, ja dat kon hij helemaal niet. Daar kon hij helemaal niet mee overweg, gelukkig had ie een intuïtieve, een naar binnen gekeerde moeder, dus die kon 'm helpen uit de conflicten met mij te komen. Je ziet, als je in dat soort tegenstrijdigheden terecht komt, dat het heel makkelijk machtsconflicten kan geven. Krom-municaties kan geven, allerlei misverstanden kan geven, begrippen die op een andere manier geïnterpreteerd gaan worden. Het systeem van die psychologische types geeft je als het ware inzicht in van, oh maar wacht even, die ander is op een hele andere manier innerlijk georganiseerd. Het hele interessante eraan is je natuurlijk af te vragen; hoe komt het dat iemand zo georganiseerd is? En daarmee komen we in een dimensie die Jung niet meer beschreven heeft, hij heeft er wel wat dingen over gezegd maar niet zo heel veel, die te maken heeft met het diepere wezen van de mens. Want voelen en denken maar ook wils-impulsen en de manier waarop wij waarnemen zijn dingen die in de manier waarop ik ziel beschrijf, tot de ziele-kwaliteiten behoren. Dat zijn geen dingen die tot ons diepste wezen behoren maar die horen bij onze organisatie zoals we in dit leven met dit fysieke lichaam verbonden zijn. En die is een gevolg van de interactie tussen ons diepste wezen en die ziele-elementen en daar is de opvoeding op van invloed en daar is van invloed hoe we de dingen aangeboden krijgen, wat de culturele elementen zijn, al die dingen die ik u net in de communicatie elementen heb beschreven, hebben daar mee te maken. En die kleuren ons en er zitten ongetwijfeld nog een aantal mensen die in dat ENFP plaatje, net als ik, passen en toch zijn we dan natuurlijk verschillend want we zijn unieke mensen, unieke wezens, de gradaties van al die elementen zijn net anders en toch zullen we als we allebei ENFP zijn heel makkelijk kunnen communiceren, dat sluit makkelijk aan. Veel makkelijker dan met mensen die in die I kant zitten. Daarnaast is er nog een ander element, je kunt eigenlijk zien dat het denken en voelen of het sensorisch of het intuïtief zijn eigenlijk de eerste ingangen tot het ordenen van de werkelijkheid, tot het actief zijn in de wereld. Het is dus niet het introverte of extraverte waarmee je dat doet, dat doe je met je voelen of met je denken of je doet het met je intuïtie of met je sensorische vermogen. En daarin zie je dat de mensen die het extraverte sensorische hebben, dat die in eerste instantie het sensorische zullen gebruiken terwijl de mensen die het intuïtieve er aan hebben hangen die zullen eerst het intuïtieve gebruiken. Bij mensen waar het denken heel sterk is of het voelen zullen dat als eerste ingang gebruiken. Het is dus de manier waarop je met de wereld omgaat. Ook daar zitten dan nog wel wat wrijfpunten omdat een intuïtief mens heeft moeite met mensen die dat denken als eerste instantie gebruiken omdat dat intuïtieve is gericht op het waarnemen van het geheel, van de totaliteit en het is een eigenlijk een soort voelkwaliteit maar die gaat boven het persoonlijke voelen uit. En met denkers die eigenlijk heel exact willen zijn, heel precies willen zijn en zo'n intuïtief mens, dat wrijft ook. De sensorische mens en de denker zullen meer overeen komen, zullen meer kunnen doen omdat die sensorische mens al die nuances en details waarneemt waar die denker zo van houd ook al is die denker intuïtief zal hij die kwaliteit van dat sensorische waarderen. Aan de andere kant zul je zien dat de voelmens zal kunnen waarderen wat de intuïtieve mens doet en andersom. Je ziet dat daar op allerlei manieren combinaties te maken zijn die passen en ga maar eens bij u zelf na dat over het algemeen zijn de mensen in leidinggevende posities, zijn intuïtieve mensen dat is ook noodzakelijk voor hun werk want in een organisatie moet je het geheel kunnen overzien en dat is precies de kwaliteit van de intuïtieve mens. Terwijl wetenschappelijk onderzoekers zijn vaak sensorische mensen want dat is nodig voor hun werk, die moeten analytisch en precies zijn, denkers zouden daar ook goed kunnen maar dat hangt er een beetje van af van hoe de rest van hun opmaak is, van hun voorkeur. Het zijn voorkeuren, dit.

Ik hoop dat ik daarmee een beetje duidelijk gemaakt heb hoe dat in mekaar zit en het is heel leuk om voor je zelf eens uit te zoeken en vooral met de mensen waarmee u leeft en waarmee u samenwerkt om u dat ook eens af te vragen, hoe zit dat? Het bestuur van de stichting, vraag je maar eens af hoe zit dat bij ons want je zult zien dat er bepaalde dingen zijn die net niet lekker lopen en die zijn vaak terug te leiden tot dit soort organisaties, dus hoe je zelf georganiseerd bent qua type. Dan ga je zien dat dat zo werkt, het is zeg maar de kleuring van de ziel van ons diepste wezen. Ik ga er van uit dat wij in ons diepste wezen volmaakte wezens zijn maar de kleuring komt tot stand omdat ik mij als geestelijk wezen door allerlei spirituele lagen omlaag heb gewerkt tot in een fysiek lijf en daar leef ik 80 jaar in en dan kom ik in interactie met allerlei processen hier op aarde, ik ben op een bepaalde manier gekleurd. Die kleuring wordt hier in die typen als het ware weergegeven en dat geeft voorkeuren, dat geeft vermogens, dat geeft blinde vlekken, dat geeft zwakke plekjes. De zwakke plekjes zijn die dingen die achteraan staan, dat zijn de laatste die je gebruikt. Dat zijn dingen waar je niet zo sterk in bent en dat vertegenwoordigt ook gelijk je zwakke punt waarin je de ander het minst goed begrijpt. Door ons bewust te worden van hoe wij innerlijk georganiseerd zijn en hoe de andere mensen anders georganiseerd zijn, kun je al die communicatie-elementen waarom het fout gaat met iemand maar ook waarom het goed gaat met iemand, kun je makkelijk begrijpen. Het is een instrumentje, doe er het uwe mee.

Vraag: Als je innerlijk voelt, zegt ik wil geen conflict, maar wordt wat geëmotioneerd als mensen zoals gisteravond bij Pauw en Witteman en Kamp zo negatief spreekt over dè Marokkanen, wat doen wij, u, er dan mee.
Antwoord: Ik denk dat ik weet wat u bedoelt. Er komt van de televisie zo'n negatieve houding op je af en wat moet je d'r mee. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik daar zelf ook mee worstel. Ik vind op zich het programma Pauw en Witteman wel leuk maar d'r komen vaak van dit soort ongenuanceerde uitspraken in voor die bij mij soms heftige reacties oproepen waarvan ik dan niet weet wat ik er mee moet. En dat vind ik het vervelende überhaupt aan het fenomeen televisie, ik kan niet reageren. Ik heb het wel eens geprobeerd, in het verleden waren er wel eens programma's waar ik dan op wilde reageren en dan schreef ik een brief naar die omroep en dan kreeg ik altijd één of ander lulantwoord terug, waarmee je met een kluitje het riet in werd gestuurd en dan werd mijn frustratie alleen nog maar veel groter. Dus in die zin vind ik dat heel lastig om daar wat mee te doen. En ik moet u zeggen dat ik daardoor ook steeds minder en minder televisie ga kijken. Zeker als ik in de programmagids blader tegenwoordig en ga kijken wat er op televisie is dan denk ik negen van de tien keer, nee laat maar, ik hoef niet. Ik weet niet of het u ook zo vergaat en dan denk ik, weet je wat, ik heb nog een goeie film in de kast liggen, laat me die maar gaan kijken. Ik hoop dat ik daarmee uw vraag een klein beetje beantwoord heb. Ik weet niet wie 'm gesteld heeft maar ik kan er niet zo veel mee met die televisie dingen en die emoties die opgeroepen worden. Mijn vrouw vertelde mij vanochtend aan het ontbijt dat ze van de week een keertje naar de "Next topmodel" had zitten kijken waarin jonge vrouwen die graag model willen worden werkelijk worden afgebeuld om dat te krijgen en daar worden dus dingen mee gedaan die wij in de jaren zeventig in de sensitivitytraining deden waarvan we achteraf zeggen, dat was bloedjelink. En dat doen ze nu op televisie, dus ik vind dat hoogst ongezond.

Vraag: Stel de één is extravert en de ander is introvert en het feit dat je dat van elkaar weet geeft dus een begripsvergroting.
Antwoord: Als het goed is wel, dan kan je snappen dat die ander iets anders nodig heeft om de dingen te doen. Het probleem zit niet in dat de introverte mens niet zou kunnen uitdrukken wat hij ervaart of voelt, dat hangt een beetje van de rest van zo'n organisatie af, hoe goed hij daarin is maar hij heeft wat meer tijd nodig om de dingen op een rijtje te krijgen om te kunnen reageren. Terwijl de extraverte mens heeft het nodig om dat verwerkingsproces in interactie met de ander te doen. Dat is het verschil in insteek. Uiteindelijk komen ze allebei op een punt waarin ze wel min of meer helder hebben hoe ze iets willen of moeten of ervaren en dan kan het best uitgecommuniceerd worden afhankelijk natuurlijk van alle verdere vaardigheden die er aanwezig zijn. Als je een intuïtieve denker hebt en een extraverte voeler dan hebben ze een volgend probleem omdat de één het in denktaal zal uiten en in denkbegrippen en de ander in voelbegrippen en dus ook daar zullen ze dan een bewustzijn moeten ontwikkelen dat die ander een voeler is en dus een hele andere taal spreekt. En dat vermogen om die andere taal te spreken bezitten wij allemaal. Dus als ik denker ben, heb ik het vermogen om voeltaal te zien en te begrijpen en te horen daar moet ik alleen een beetje meer moeite voor doen. Dat is eigenlijk wat het laat zien. Wil je de voeler laten begrijpen dan zal de voeler moeten proberen z'n denkstukje aan te spreken en ik als denker zal moeten proberen om mijn voelstukje aan te spreken en dat is natuurlijk een prachtige ontwikkeling die je aan kunt gaan als je beseft wat er aan de hand is.

Het besef moet tot gevolg hebben dat je vervolgens samen aan het werk gaat om je zwakke kanten of je niet voorkeurkanten een beetje te ontwikkelen om tot elkaar te komen, daar zit de communicatie. In dit voorbeeld, te beseffen dat je je voelkant moet aanspreken om die voeler waarmee je omgaat te leren begrijpen en het allerbelangrijkste handvat daarvoor is, is de vraag. Want op het moment dat ik als denker een gevoelsverhaal krijg dan ga ik daar natuurlijk over lopen denken want dat is mijn voorkeur en dan moet ik een soort gewoonte ontwikkelen om aan die voeler te vragen; Okay, als ik er over nadenk, dan denk ik dat je dit bedoelt, klopt dat? En dan zou het nog beter zijn als je in staat zou zijn om te zeggen; Als ik naar jouw verhaal luister heb ik het gevoel dat....., en dan checken of het klopt.

Iemand uit het publiek stelt een vraag m.b.t.zijn leidinggevende functie en dat hij tijdens vergaderingen altijd problemen heeft met één specifiek persoon en zegt dat hij er beter mee zou willen kunnen omgaan want het geeft veel irritatie tijdens de vergaderingen. De persoon waar om het gaat valt vaak een ander in de rede door tegen iemand anders iets te zeggen omdat het hem/haar op dat moment te binnen schiet en dat geeft verstoringen.

Antwoord: Ik zou met die ene persoon beginnen. Het is naar alle waarschijnlijkheid een extravert type, een voeler, intuïtief en die de dingen afgerond wil zien, de ordener. Dat zijn mensen die in eerste instantie vanuit hun gevoel en dan vanuit hun intuïtie gaan reageren. Dat betekent dus dat die mensen dus een soort innerlijk overzicht hebben over de dingen dat ze gevoelsmatig benaderen en vanuit dat gevoel, dat gevoel is niet geordend, dat is niet met dat bewustzijn van het moment bezig dus daar komt een impuls boven drijven en die flopt er uit. Dat is zeg maar de zwakke kant van de mensen die voelend intuïtief zijn. En als ze dan ook nog eens extravert zijn dan zit daar eigenlijk heel moeilijk een rem op en daarom gebeurt het. Er is een soort innerlijke impuls waar ze geen controle over hebben en als u meer in de denkkant zit dan werkt u dat absoluut op de zenuwen. U bent een voeler?....Ja, dan kunt dat nog wel enigszins navoelen maar u kunt het niet hebben omdat het uw rol in het geheel ondermijnt. Wat je eigenlijk ziet, wat deze persoon doet en dat is iets om te onderzoeken, soms is dat zo, het hoeft niet maar soms is het zo dat mensen aan dit soort impulsen toegeven omdat ze op de één of andere manier invloed willen uitoefenen op de machtsverhouding van de situatie en daar zijn ze zich vaak helemaal niet van bewust dat ze dat willen. Door het proces bewust te maken en ook te kijken naar dat soort rollenpatronen kun je daar een verandering in aanbrengen. Als ik uw baas was dan zou ik zeggen dit is een onderwerp voor een evaluatiegesprek van de functie. Soms kan het slim zijn er een onafhankelijk persoon tussen te zetten, zoals in dit geval omdat het de baas en de werknemer betreft, om dat systeem bespreekbaar te maken en dan zul je zien dat ook de werknemer gelukkiger wordt als het de wereld uit is. Want deze persoon heeft er ongetwijfeld last van.
Binnen een gezinssituatie waarin dit ook kan voorkomen kan het ook heel zinvol zijn om dit te bekijken.

Vraag: Ik wil het niet negatief maken maar uw verhaal komt op mij een beetje over als een belastingformulier. Je begint van bovenaan en dan ja, dan naar rechts, nee, dan naar beneden. Zwart/wit vind ik. Het gaat er uiteindelijk om dat er zo veel verschillende situaties zijn en met de ene situatie hoef je dit niet te doen en met de andere misschien wel en dat het belangrijk is dat je het ook wílt uitzoeken. Dus samen ook wilt.

Antwoord: Het is beslist niet zwart/wit bedoeld. Dit systeem is alleen maar een handvaatje om zicht op dingen te krijgen en wij hebben allemaal alle acht die elementen van die polen in ons en we zitten ergens op een glijdende schaal daartussen met onze voorkeur maar we hebben de kwaliteiten allemaal in huis. En het is zien dat de één deze voorkeur heeft en een ander die voorkeur heeft, wat kan leiden tot misverstanden en die kun je als het ware in zicht krijgen en een handvater voor hebben van ooooh maar wacht even..... Dat moeten we anders aanpakken, het helpt. U heeft helemaal gelijk dat het de wil is, om iets met iemand anders te willen of om met iemand iets op te bouwen, die helemaal ten grondslag ligt aan alles wat je over communicatie kunt zeggen. Dit systeem brengt een kleuring in kaart en in die zin is het alleen maar een hulpmiddel. Het moet beslist niet zo zijn dat iemand een etiketje op z'n voorhoofd krijgt want daarmee maak je iemand dood, dat geldt voor elk etiketje. Maar het is een soort handvat van ooh ja...ik kan begrijpen waarom wij af ten toe dit doen of waarom we dit doen het komt wel goed of we botsen meer is het niet. En daar ligt aan ten grondslag wat wil ik met jou, dat ben ik helemaal met u eens.

Reactie uit het publiek: Er is nog een belangrijke factor, ik ben therapeut en ik kom veel tegen dat iedereen de ander wil veranderen.
Antwoord: Dat gaat niet hè, je kunt iemand anders niet veranderen. D'r zijn heel veel relatieproblemen daarop gebaseerd, vaak zijn het de dames die denken, ik verander 'm wel. Er is maar één iemand die iemand kan veranderen en dat bent u zelf. Dat is soms veel werk en soms niet zo veel werk maar je kunt het alleen maar zelf doen. Dat is ook wat ik mijn praktijk tegen kom.

Het spreken over communicatie en over dit soort patronen is alleen maar een hulpmiddel om te snappen wat gebeurt er nou eigenlijk tussen ons. Primair gaat het er natuurlijk om, hoe wil ik mij tot jou verhouden en ja daar komen natuurlijk dit soort ongrijpbare elementen als bv. karma om de hoek kijken, hoe zit dat nou eigenlijk, nou daar zegt dit helemaal niks over en dat is ook een heel moeilijk iets want dan hebben we het weer over zo'n woord wat we met z'n allen gebruiken en wat we niet even gedefinieerd hebben wat het nou precies is. Maar dat is iets voor een andere keer.

Reactie uit het publiek: Ik denk dat het thuiswerken en achter de computer zitten met bedrijven en zo, dan valt het kenmerk van lichaamstaal weg en wordt het communiceren, of juist het niet communiceren, wordt eigenlijk alleen maar duidelijk in een tijd van communiceren. Juist bij kinderen die dat zo duidelijk nodig hebben, een lichaamstaal lezen, die zitten achter de computer en die communiceren met hun vriendinnetjes via de MSN.
Antwoord: Ja, dus de elektronische hulpmiddelen bevorderen het risico op krom-mumicaties. Ik vind het ook geen gezonde ontwikkeling in communicatief opzicht. Ik vind überhaupt, ik werk veel met computers omdat dat noodzakelijk is voor een deel van mijn werk, ik ben zelfs programmeur geweest dus ik weet wat computers met je doen maar ik ben geen voorstander van het gebruik van computers in de opvoeding van kinderen of in de leersituatie. Ik weet dat het in scholen steeds meer toeneemt maar ik ben er absoluut geen voorstander van omdat de computer op een bepaalde manier vervreemd van jezelf. Het vervreemd, het maakt iets abstract wat niet abstract zou moeten zijn. Dus ik doe niet mee aan MSN en ik beperk de email tot het noodzakelijke zakelijke verkeer. De echte dingen doe ik dan als het niet anders kan per telefoon maar het liefst vice à vice. Dat is het gevolg van de inzichten die ik hier uit ontwikkeld heb, dus echte serieuze gesprekken met mensen, dan zeg ik; laten we een afspraak maken.

Vraag: Als je dit nou ziet, hoe zie je dan de toekomst.
Antwoord: Dan maak ik me grote zorgen in onze samenleving. Mijn kinderen mochten voor hun 15e, 16e niet aan de computer komen. Dat is een strijd maar ik heb 'm tot op heden gewonnen. Nr 3 is zestien op dit moment en die heeft nu voor het eerst MSN en dat doet ze wel maar ze heeft inmiddels een goede fysieke verhouding tot haar vriendinnen opgebouwd en ze mag niet meer dan twee uur per dag achter de computer, dat is een soort dosering en mijn zoon van 9 mag niet aan de computer van ons. Dat is een keuze.

Reactie uit het publiek: Dat legt u heel dominant op.
Antwoord: Ja, daar ben ik heel autoritair in. Dat geef ik ook ruiterlijk toe en ik kan ook uitleggen waarom. Ik heb daar hele goeie argumenten voor en dat heeft met de oudste twee regelmatig strijd opgeleverd en die zeggen nu allebei, de één is twintig de ander zevenen-twintig, pap je had gelijk. Mijn oudste dochter zegt als ik ooit kinderen krijg dan doe ik zelfs de televisie op slot. Ze heeft zelf ervaren, ze heeft natuurlijk toen ze éénmaal op kamers was heeft ze zich heftig uitgeleefd, niet op de computer maar wel met televisie en die heeft gezegd, het voelt niet goed. Geheel zelfstandig en daar heb ik heel wat strijd mee gehad hoor in de pubertijd, dat was dagelijks knokken. Maar ze zeggen allebei, het was vervelend maar het was ook heel duidelijk, die grens, en ze vinden het allebei prettig dat ik het gedaan heb. Toen niet maar nu wel, dus in die zin ben ik gesterkt.

Vraag: De titel van vanavond is communicatie op een spirituele wijze, het gaat alleen maar over communicatie.
Antwoord: De spiritualiteit zit verborgen in de elementen. De ondergrond is dat mijn visie op spiritualiteit is, is eigenlijk heel praktisch, het is het erkennen van het wezen van mens als geestelijk wezen. Dat je snapt dat je als geestelijk wezen op aarde komt en die kleuring ondergaat waar ik het net over gehad heb en dat is een uitdrukking vind ik, van je karma, van dat wat je hier komt doen, wat je je voorgenomen hebt te doen, wat je probeert uit te werken met andere mensen samen en wat ik zie in mijn werk met mensen is dat daar heel vaak dingen fout gaan omdat mensen niet leren op een goeie manier met elkaar te communiceren. Dus het verwezenlijken van de impuls die je meedraagt als geestelijk wezen heeft het nodig dat je op een goede manier leert communiceren met mensen en dat je helder leert krijgen wat leeft er nou als impuls in mij, wat is mijn voorkeur, waar sta ik, waar voel ik me mee verbonden en hoe zit dat nou met die andere mensen, kan ik die in zijn waarde laten. Kan ik de kleuring die hij heeft zien en waarnemen, en kijken waar kan ik die andere mensen ontmoeten en hoe kan ik dan daar iets mee en moet ik er iets mee want je hoeft niet met ieder mens iets. De mensen waar je echt een uiteenzetting mee hebt daar zijn dit allemaal instrumenten voor om die relatie gezond te houden en als je de relatie gezond houd kun je ook veel meer, allebei, dat wat je als impuls meedraagt verwerkelijken. In die zin is het heel praktisch en is het niet zozeer van kunnen we iets zeggen over de manier hoe we met een engel verbonden zijn of hoe we als groep incarneren, dat zijn elementen die daar achter liggen maar die zitten in de interactie tussen mensen, daar worden ze werkelijkheid. En daarom vind ik het zo'n heel belangrijk element.

Verzorging verslag: Hendrik Klaassens.

terug naar boven