Logo St.Wijzer
Terug naar de verslagen

 

VERSLAG VAN DE LEZING VAN

Klaas van Urk

22 Februari 2006

Zoektocht naar de heilige graal en de ark van het verbond

Rennes-le-Château is een klein bergdorp in het zuiden van Frankrijk. Het ligt dicht tegen de Spaanse grens in de uitlopers van de Pyreneeën. Als je het zo ziet liggen, zou je denken: daar gebeurt nooit iets… Maar pas op! Schijn bedriegt! Want Rennes-le-Château kent een kleurrijke en roerige geschiedenis.

Het was reeds bewoond in de tijd van de kelten en druïden. Sporen van hun aanwezigheid zijn nog altijd zichtbaar: rondom Rennes-le-Château kom je op vele plaatsen hun opgerichte stenen tegen, de zogenaamde menhirs. In de negende eeuw was Redda, zoals Rennes-le-Château toen werd genoemd, de hoofdstad van het graafschap Razes. De eerste graaf was Guillaume de Gellone, beter bekend als: Guillaume d'Orange. In de twaalfde en dertiende eeuw was Rennes-le-Château bewoond door de Katharen en door ridderorden zoals de orde der Tempeliers. Ook de ruïnes van hun kastelen en burchten zijn nog altijd te zien in de directe omgeving.

Nu zijn we gelijk bij ons eerste interessante punt: zowel Guillaume d'Orange als de Katharen en de Tempeliers worden in verschillende bronnen beschreven als de hoeders van de heilige graal. Ook in de plaatselijke legenden wordt hiervan melding gemaakt.
De heilige graal was een geheimzinnig voorwerp dat plotseling opdook in de middeleeuwse literatuur en waarvan niemand precies wist wat het was. Vele ridders kregen de opdracht de heilige graal te zoeken.

De geschiedenis van vandaag begint echter vele eeuwen later. Op 1 juni 1885 om precies te zijn, want toen arriveerde er een nieuwe pastoor in Rennes-le-Château. Zijn naam was Berenger Saunière. Toen hij voor het eerst oog in oog stond met zijn kerk (zie foto) zag hij gelijk wat zijn eerste taak was. De kerk was een bouwval: ramen en deuren ontbraken, er zaten grote gaten in het dak waardoor de vogels in en uit vlogen. Het was duidelijk: hier moest iets aan gedaan worden.
Tijdens de eerste restauratiewerkzaamheden werd er een curieuze ontdekking gedaan. Wat we weten is dat de koster een omgevallen antieke pilaar wilde optillen toen er een blok hout losschoot. Achter het blok zat een glazen flesje met daarin een opgerold stukje perkament. De goede man bracht het flesje bij Saunière. Deze vertelde hem dat het iets onbelangrijks was, maar verzocht toch de koster er verder niet over te praten.

Het opgerolde stukje perkament moet belangrijke informatie hebben bevat, want enkele dagen later riep Saunière twee timmerlieden bij zich en verzocht hen om een steen in de vloer van de kerk op te lichten. Na de nodige moeite lukte dat en zagen de verbaasde mannen aan de onderzijde van de steen een afbeelding. Ook zagen zij enige voorwerpen liggen. Veel tijd om te kijken kregen de timmerlui niet, want Saunière stuurde ze abrupt de kerk uit. Hij gaf ze enkele dagen vrijaf en sloot zich op in de kerk. Wat hij daar vervolgens deed weet niemand.

Dit is de steen met afbeelding die werd gevonden. (Dia toont afbeelding van steen.)
Hij bestaat uit twee taferelen. Op het linkertafereel zien wij een figuur met tulband die een soort offerritueel uitvoert. Op het rechter tafereel zien wij een ridder te paard die één of ander voorwerp met zich meedraagt. Hier komen we later nog op terug.

In een ander verhaal wordt verteld dat, tijdens het verplaatsen van het altaar, de pilaar waar het altaarblok op rustte hol bleek te zijn. In de holle ruimte zaten opgerolde perkamenten met Latijnse teksten. Na deze ontdekking verplaatste de aandacht van Saunière zich naar het kleine kerkhof achter de kerk. Hier bevond zich een vreemd graf met mysterieuze inscripties. Het was het graf van Marie de Nègre de Blanchefort, de laatste erfgename van een adellijke familie die vanaf de middeleeuwen in Rennes-le-Château had gewoond. Twee opmerkelijke stenen markeerden Marie's graf, maar daarover straks meer. Voorlopig willen we alleen wijzen naar de Latijnse zin, geschreven in Griekse letters op de rechtersteen:

et in arcadia ego

Onthoud die zin! De belangstelling voor het graf van Marie werd zo groot dat Saunière er opgravingen verrichtte. Hij is hierbij een paar keer in het holst van de nacht betrapt samen met zijn huishoudster. Uiteindelijk greep de burgermeester in en verbood verdere opgravingen, maar blijkbaar wist Saunière genoeg: hij verwijderde met beitel en hamer de opschriften van Marie's grafstenen en vertrok daarna naar Parijs.

In Parijs bezocht Saunière Saint Sulpice, een imposante kerk in het Quartier Latin.
Hier ontmoette hij experts die de gecodeerde documenten bestudeerden. Ook bezocht hij het Louvre, waar hij kopieën van drie schilderijen kocht. Eén van deze drie was De Herders van Arcadia, een schilderij van Nicolas Poussin. Het schilderij stelt een tafereel voor van een groepje herders voor een graftombe. Zij schijnen zich te verbazen over een geheimzinnige zin die op de tombe staat gegraveerd. Er staat:

et in arcadia ego

En dat is interessant. Het is dezelfde zin als op de graftombe van Marie de Blanchefort. De eerste contouren van een samenhang worden zichtbaar.

Het bezoek aan Parijs bleek een ommekeer te zijn in het leven van Saunière, want opeens was hij steenrijk. Plotseling werden kosten noch moeite gespaard om de kerk volledig te renoveren. Na de restauratie van de kerk volgden andere grote bouwprojecten: een villa werd gebouwd en een kasteeltoren werd als bibliotheek ingericht. Een grote tuin werd aangelegd met kassen vol exotische planten- en vogelsoorten. Er werd een weg aangelegd naar het dorp en de huizen van Rennes-le-Château werden aangesloten op het waterleidingnet, alles op kosten van Saunière. Hij smeet letterlijk met miljoenen en niemand wist waar al het geld vandaan kwam…

Op 17 januari 1917 overleed Saunière en enkele dagen later werd hij op het kerkhof achter de kerk begraven. Met hem verdween het geheim in het graf en werd het mysterie geboren.Tot zover het verhaal van de pastoor en dan gaan wij nu schatzoeken.

Dit is een kopie van één van de perkamenten die door Saunière zou zijn gevonden (zie foto.) De tekst is gecodeerd. Het is een vrij simpele code: sommige letters staan hoger geschreven dan de rest en achter elkaar geplaatst vormen ze een zin: er is sprake van een schat. Hier zouden we dus te maken kunnen hebben met een schatkaart.

Laten we eens proberen of we deze schatkaart kunnen reconstrueren. Verspreid door de tekst zien wij een aantal kruisjes en vreemde tekentjes.

Als wij deze tekens met een lijn verbinden ontstaat het volgende figuur: een uitgerekte zespuntige ster.

Vervolgens bekijken we een aantal stenen.
Deze stenen hebben met het perkament te maken, omdat ze een aantal tekens en woorden gemeen hebben. De eerste steen is de zogenaamde coume-sourde steen. Deze steen zou zijn gevonden ten zuiden van Rennes-le-Château en was in het bezit van Saunière.

De Latijnse tekst op de steen kan als volgt worden vertaald:

in het midden van de kleine lijn die door m wordt afgesneden

Saunière heeft overigens de tekst op deze steen weggehakt

De volgende steen is de liggende grafsteen van Marie de Blanchefort. Wat opvalt zijn dezelfde woorden op beide stenen:

ps-praecum

Bij de grafsteen rechts is ps-praecum één lijn. De twee kruisjes op de coume-sourde steen links suggereren dat daar ook die lijn moet worden getrokken. Vervolgens vergelijken we het figuur op de coume-sourde steen met die van het perkament. We vinden hetzelfde figuur terug binnen in de zespuntige ster van het perkament.

Nu kunnen we de ps-praecumlijn tekenen binnen het figuur. Daarmee wordt ook de Latijnse zin op de coume-sourde steen duidelijk, want opeens doemt de m op. In het midden van de kleine lijn daar ligt punt x. Punt x markeert de plek van de schat op een schatkaart. We hebben dus punt x, alleen... we hebben nog geen schatkaart!

Nu wel! (Dia toont afbeelding van het figuur op het perkament dat over een landkaart gelegd is). Na veel puzzelen en meten hebben wij het figuur van het perkament op een kaart teruggevonden. De punten van het figuur worden op de kaart gemarkeerd door middeleeuwse kerken. De twee rechterpunten zijn twee graftombes waarvan de onderste een heel belangrijke is.

Ook zien we dat de ps-praecumlijn precies door de kerk van Rennes-le-Château loopt. Dat moet ook, want volgens de grafsteen van Marie moet de ps-praecumlijn door twee punten lopen: door reddis regis en cellis arcis. Reddis regis is een oude benaming voor Rennes-le-Château en cellis arcis kan worden vertaald als: de gewelfde voorraadkamers van het fort. Op punt x zou dus een fort moeten liggen. Op de meest gedetailleerde kaart die wij konden vinden staat echter niets aangegeven. Wel zien we dat punt x zich precies op de rand van een bergtop bevindt, een geschikte plek voor een fort dus. Hoogste tijd om er een kijkje te gaan nemen.

Als we uiteindelijk op punt x arriveren treffen we er de ruine aan van een versterkt gebouw, een fort dus. Onze schatkaart klopt, de perkamenten hebben dus toch gelijk, maar dat is nog niet alles. In één van de muren ontdekken we een gat. Als we met onze zaklampen in de holte erachter schijnen, ontdekken we een gewelfd voorraadkamertje, precies zoals ons is voorspeld door de grafsteen van Marie de Blanchefort. We zitten dus op het juiste spoor. Het kamertje is echter leeg, de schat is verdwenen, maar dat wisten we al, die is immers gevonden door Saunière .

Voor ons is het belangrijk dat we vanaf nu een spoor kunnen volgen.

Niet ver van de ruïne, aan de andere kant van de bergtop, bevindt zich een kleine nederzetting: Saint Silvayre. Het bestaat uit een klein middeleeuws kerkje en enkele eenvoudige huisjes. We komen er al spoedig achter dat deze nederzetting in de middeleeuwen is gebouwd door een klooster. In een oud geschiedenisboek lezen wij dat ergens in de buurt van de nederzetting een kasteel moet hebben gestaan. Door de beschrijvingen nauwkeurig te bestuderen, kunnen wij na wat gepuzzel een locatie aanwijzen op de kaart. Als wij deze plek bezoeken, treffen we er inderdaad de ruïnes aan van een oud kasteel. Ook dit kasteel zou het bezit zijn geweest van het klooster.

Het klooster zelf bevond zich in Alet-Les-Bains, een middeleeuws dorp onder aan de berg. In tijden van oorlog en onrust vluchtten de monniken de berg op en verschansten zich in het kasteel. De ruïne die wij hebben ontdekt, fungeerde waarschijnlijk als uitkijkpost en bergplaats.

Als wij het spoor willen blijven volgen moeten wij onze aandacht dus richten op het klooster.
Het klooster zelf bestaat niet meer. Alleen de ruïne van de bijbehorende kathedraal staat er nog plus een paar bijgebouwtjes. Een archeoloog geeft ons een rondleiding. Hij vertelt dat het klooster in de middeleeuwen een tijdelijk onderkomen is geweest van de Tempeliers en dat er belangrijke documenten zijn ondertekend tussen de monniken, adellijke families en de tempelorde. Vervolgens pakt hij een olielamp en zegt dat hij ons iets wil laten zien. Voor we het goed en wel beseffen, dalen we een ruw uitgehakte trap af en komen in een lange onderaardse gang terecht. De gang komt tenslotte uit in de schacht van een diepe put. Onze gids vertelt dat de gang dateert uit de tijd van de Tempeliers en dat er meer van dergelijke gangen zijn. Zij hebben volgens hem gediend om geheime mysterieuze zaken te verbergen. Dat is reden voor ons om de geschiedenis van het klooster, maar vooral die van de Tempeliers onder de loep te nemen.

Allereerst, wie of wat waren de Tempeliers? De Tempeliers vormden een ridderorde opgericht in de twaalfde eeuw met als doel om de pelgrims te beschermen op hun tochten naar de heilige plaatsen in het heilige land. Zij hadden hun hoofdkwartier in Jeruzalem op de plek waar volgens de middeleeuwse overleveringen de tempel van Salomo had gestaan. Ze noemden zichzelf dan ook: de arme ridders van de tempel van Salomo, afgekort: Tempeliers. De eerste tien jaar van hun bestaan hebben de Tempeliers geen enkele pelgrim beschermd. Zij hadden het te druk met andere zaken. In de vorige eeuw zijn er onder het tempelplein gangen teruggevonden die door de Tempeliers zijn gegraven. Zij waren dus duidelijk op zoek naar iets. Waren zij misschien op zoek naar de schatten uit de tempel van Salomo?

Dan keren we nu weer terug naar het klooster van Alet-les-Bains in Zuid-Frankrijk.
Als wij de documenten bestuderen die door de Tempeliers daar zijn opgesteld, blijken die te zijn ondertekend door drie partijen: de monniken van het klooster, een adellijke familie en de Tempeliers. Wij ontdekken dat de samenbindende factor tussen deze drie partijen Blanchefort is: een kasteel op een witte rotspunt twee kilometer ten oosten van Rennes-le-Château.

De monniken van Alet-les-Bains waren de eigenaren van Blanchefort, de Tempeliers kregen het in gebruik. De adellijke familie had het tot dat moment in gebruik gehad. De naam van de adellijke familie was Blanchefort en nu wordt het interessant, want dat is dezelfde familie waarvan Marie de Blanchefort de laatste erfgename was: de vrouw van het vreemde graf. Hoogste tijd dus om onze aandacht op de Blanchefort te richten.

Op de Blanchefort aangekomen blijkt er van het kasteel weinig te zijn overgebleven, alleen wat restanten van funderingen zijn nog zichtbaar. Het blijkt echter dat we vanaf de Blanchefort een prachtig uitzicht hebben over de omgeving. Zo hebben we bijvoorbeeld een mooi uitzicht op de Cardou, een nabij gelegen berg, maar ook op een plek waar niet zo heel lang geleden nog een graftombe stond. Maar wacht even ... deze graftombe kennen wij! Inderdaad het is dezelfde tombe als op het schilderij van Poussin! Op precies dezelfde plek! Zelfs de Blanchefort is op het schilderij duidelijk zichtbaar! Het kan niet anders of dit schilderij moet van cruciaal belang zijn. Dit is hetzelfde schilderij waar Saunière een kopie van kocht in Parijs. Dit schilderij moet de sleutel tot het mysterie bevatten.

Op de grafsteen van Marie staat de zin: et in arcadia ego. Dezelfde zin staat op de graftombe in het schilderij - helaas is hij nog steeds niet zichtbaar, dus maken we hem even zichtbaar. Natuurlijk draait alles om die ene mysterieuze zin: et in arcadia ego. Letterlijk vertaald staat er zoiets als: ook ik ben in arcadia. Wat voor verrassingen heeft deze zin voor ons in petto? Als wij het schilderij goed bestuderen zien wij dat de herders deze zin aanwijzen, maar als wij nog beter kijken zien wij dat ze in feite een specifiek woord aanwijzen: arca. Laten we dat woord er eens uitnemen. Haast als vanzelf ontstaat er het volgende woord: india. Ook dit woord pakken we er uit en plaatsen het achter arca.
Wederom verschijnt er een nieuw woord: tego. Dit plaatsen wij voor arca.
Ook de e kunnen we kwijt achter india en hebben we opeens een totaal andere zin:

tego arca indiae

Ik verberg de ark van India.

We zijn verbaasd... dachten we op zoek te zijn naar de graal, blijkt het opeens te gaan over een ark. Maar wat wil dat eigenlijk zeggen: de ark van India? Het Latijnse woordenboek biedt uitkomst. India is de middeleeuwse Latijnse benaming voor Ethiopië, zo lezen wij en met dit ene woordje komen we opeens terecht in een totaal ander werelddeel.

Volgens de Ethiopische traditie wordt de ark van het verbond tot op de huidige dag in een kerk te Axum bewaard. Aha... we zijn dus op zoek naar de ark van het verbond. De gouden ark waar Mozes volgens de traditie de tafelen der wet in bewaarde en die later in de tempel van Salomo werd geplaatst. De Ethiopiërs geloven rotsvast dat de ark van het verbond tot op de dag van vandaag in Axum wordt bewaard. Eenmaal per jaar, tijdens het Timkat festival, wordt de ark in processie door de priesters rondgedragen. Niemand krijgt daarbij echter de ark te zien. Let op de tulbanden van de priesters want die krijgen we straks nog wel te zien. (Dia toont afbeelding van priesters met tulbanden.)

De belangrijkste vraag die we ons echter dienen te stellen is hoe de ark vanuit Jeruzalem in Ethiopië terecht is gekomen. De Ethiopiërs hebben hiervoor een mooie verklaring in de vorm van een oude legende. Volgens de Ethiopiërs maakte Scheba in vroeger tijd deel uit van het Ethiopische rijk. In de bijbel wordt verslag gedaan van het bezoek van de legendarische koningin van Scheba aan Salomo, de koning van de Israëlieten. Salomo was zo onder de indruk van haar verschijning dat hij aan al haar wensen tegemoet kwam.
Hij liet haar al zijn vertrekken liet zien inclusief zijn slaapvertrek. Toen de koningin van Scheba terugkeerde naar Ethiopië bleek zij zwanger te zijn en baarde negen maanden later een zoon die zij Menelik noemde. Twintig jaar later keerde Menelik terug naar Jeruzalem, hij leek als twee druppels water op Salomo. Evenals zijn moeder kreeg Menelik alles gedaan van zijn vader. Salomo liet hem de tempel zien en toonde hem zelfs het heilige der heilige: de plek waar de ark werd bewaard. Hiermee maakte Salomo een ernstige fout want toen Menelik terugkeerde naar Ethiopië, voerde hij heimelijk de gestolen ark met zich mee. Of het allemaal is gegaan zoals in de legende wordt verteld weten we niet, maar als de ark inderdaad op een gegeven moment in de geschiedenis in Ethiopië is terechtgekomen, is de belangrijkste vraag voor ons of de ark er nog steeds is.

Door stom toeval kwamen wij in bezit van een oude kaart van Ethiopië. Toen wij de namen op de kaart bestudeerden, kregen wij echter het gevoel dat we weer midden in de graallegenden terecht waren gekomen. Verschillende namen uit de graallegenden vonden wij terug op deze kaart van Ethiopië - zo wordt bijvoorbeeld op deze kaart Ethiopië genoemd als het rijk van presbiteri Johannis. Presbiteri Johannis wordt ook genoemd in de graallegenden. Hij trouwt de maagd die de graal mocht dragen. Hij was de nakomeling van een Franse edelman en een Ethiopische graalkoningin. De naam van deze koningin was Belecane. Op de kaart zien wij de naam Beleguanze. Ook andere namen komen nauwkeurig overeen, maar wij richten onze aandacht op Beleguanze.

Op een moderne kaart heeft deze plaats een andere naam, namelijk: Lalibela. Laten we eens een kijkje nemen op deze plek. De plaats blijkt te bestaan uit een groot tempelcomplex uitgehouwen in de rotsen. Het tempelcomplex van Lalibela is in de middeleeuwen gebouwd door koning Lalibela, vandaar ook de naam. Volgens de overleveringen heeft Lalibela deze tempels kunnen bouwen met behulp van blanke mannen. Volgens een ooggetuigenverslag waren deze blanke mannen later ook degenen die de ark droegen tijdens belangrijke processies in Lalibela. De vraag is natuurlijk: wie waren deze geheimzinnige blanke mannen? Voor Lalibela koning werd, had hij al een eerdere poging gedaan om de troon van Ethiopië in bezit te krijgen. Deze poging was echter mislukt, zodat hij gedwongen was te vluchten en zodoende kwam hij in Jeruzalem terecht

In Jeruzalem vond Lalibela onderdak bij de Ethiopische gemeenschap die haar onderkomen had in en om de heilige grafkerk. De heilige grafkerk viel op dat moment onder het beheer van de Tempeliers, want de Tempeliers waren ook de hoeders van het heilige graf. Wij weten inmiddels dat de Tempeliers daarvoor jarenlang tevergeefs hadden gegraven op de tempelberg op zoek naar... de ark.

Nu verscheen er dus opeens een Ethiopische prins in Jeruzalem die beweerde dat de ark bewaard werd in Ethiopië. Het lijkt erop dat de Tempeliers en Lalibela een deal hebben gesloten: als de Tempeliers er voor konden zorgen dat Lalibela aan de macht kwam, zou hij hen de ark wijzen. Zo moet het zijn gegaan. De blanke mannen die Lalibela hebben geholpen waren dus Tempeliers.< p> Volgens de graallegenden werd de graal bewaard in een gebouw midden in het tempelcomplex. Op de muur van dit gebouw stonden graalridders in reliëf afgebeeld.
In het midden van het tempelcomplex van Lalibela vinden we inderdaad de reliëfs van de ridders terug. Ridders van het heilige licht worden zij genoemd. Achterin dit gebouw bevindt zich een crypte die zo heilig is dat alleen de patriarch van Ethiopië deze ruimte mag betreden en dan alleen nog bij speciale gelegenheden, het heilige der heiligen dus.
Dit is de plek waar in de middeleeuwen de ark of de graal werd bewaard.

Keren we nog eenmaal terug naar de reliëfs van de graalridders, want plotseling ontdekken we een opzienbarende overeenkomst! Eén van de graalridders vinden we ook terug op de steen die Saunière in zijn kerk heeft gevonden. De gelijkenis is opvallend: allebei worden ze afgebeeld met hetzelfde symbool, dat wil zeggen als ridders van het heilige licht.

Dit is de volledige afbeelding van de steen die Saunière in zijn kerk vond. (Dia toont afbeelding van steen). Hij is nu volstrekt duidelijk: links zien wij een Ethiopische priester met tulband bezig met een offerritueel en rechts zien wij hoe een ridder het heilige licht met zich meevoert naar... in dit geval Zuid-Frankrijk. Maar wat is nu dat heilige licht dat die ridder met zich meevoert? Want...waar zijn wij nu eigenlijk naar op zoek? Zoeken we nu de ark of zoeken we de graal? Het is inderdaad verwarrend: dankzij de graallegenden hebben we de bergplaats van de ark gevonden in Ethiopië, maar andersom zijn we door het spoor van de ark te volgen uitgekomen bij de graal, ook in Ethiopië. Langzaam is het tot ons doorgedrongen dat graal en ark misschien één en hetzelfde voorwerp zouden kunnen zijn. Overeenkomsten zijn er opvallend veel: zowel uit de ark als uit de graal scheen een heilig licht, zowel uit de ark als de graal kon een dodelijke vuurstraal tevoorschijn komen, zowel de ark als graal werd bewaakt door engelen en er zijn nog meer overeenkomsten. We willen echter een ander voorbeeld noemen waaruit duidelijk blijkt dat graal en ark hetzelfde waren.

Van de Tempeliers is bekend dat zij veel werkten met wachtwoorden en codewoorden.
Waarschijnlijk gebruikten zij voor de ark ook een codewoord. De Tempeliers waren hoofdzakelijk Franssprekende ridders. Zij zouden "ark" op deze wijze hebben geschreven: l' arche. Stel dat zij als code dit woord hebben omgedraaid, je krijgt dan een nieuw woord dat op deze wijze wordt uitgesproken: chral -> graal. Het woord 'graal' was een bestaand oud Frans woord voor schaal of kom. Niemand zou op die manier vermoeden dat achter het woord graal de ark van het verbond schuilging. Dat is waarschijnlijk ook de reden waarom in de latere graalromans de graal als een schaal of beker wordt voorgesteld, bijvoorbeeld als de beker van het laatste avondmaal.

Het ziet er dus naar uit dat de Tempeliers de graal of de ark in Ethiopië hebben teruggevonden en onder hun hoede hebben gekregen. De grote vraag is: hebben zij vervolgens de ark of graal overgebracht naar Zuid-Frankrijk? Volgens de graallegenden is dit inderdaad ook gebeurd. De graal zou per schip naar Zuid-Frankrijk zijn gebracht.
Dit schip had de veelzeggende naam: Schip van Salomo. Dit is ook weer een indicatie dat de graal in feite de ark was. Ook in oude manuscripten wordt dit verbeeld. De graallegenden vertellen ons dat de graal vervolgens door de graalridders naar een kasteel in de Pyreneeën is gebracht. Voor wij afreisden naar Ethiopië, waren wij uitgekomen bij het kasteel op de Blanchefort. In feite zijn wij daar nu weer teruggekeerd, want ook de Blanchefort bevindt zich in de Pyreneeën: in de uitlopers hiervan.

Ook weten wij uit de documenten van het klooster in Alet-les-Bains, dat omstreeks dezelfde tijd dat de graal of ark in Zuid-Frankrijk arriveerde, de Tempeliers hun intrek namen in het kasteel van Blanchefort. De Tempeliers hebben dus de ark waarschijnlijk naar de Blanchefort gebracht of in de omgeving ervan.

Toen de Tempeliers nog maar net waren gearriveerd op de Blanchefort, deden ze iets vreemds: zij lieten een groep Duitse mijnwerkers overkomen die opgravingen verrichtten op de nabij gelegen berg de Cardou. Het was de mijnwerkers strikt verboden om contact te hebben met de lokale bevolking en na de werkzaamheden werden zij teruggestuurd.
De vraag is: wat hebben deze mijnwerkers gedaan? Hebben zij iets opgegraven of juist iets verstopt? Op de Blanchefort zelf zijn zonder al te veel moeite nog altijd mijnen terug te vinden die door de Tempeliers zijn gegraven. Waar wij echter naar op zoek zijn, zijn verborgen schachten, met name op de berg Cardou. Zijn die ook terug te vinden?

In het archief van de familie van Marie de Blanchefort is een middeleeuws document teruggevonden waarin melding wordt gedaan van een verborgen bergplaats op de berg Cardou. Deze bergplaats zou worden aangewezen door de opgerichte steen van pontils.
Hier zien wij die opgerichte steen met op de achtergrond de berg Cardou. (Dia toont afbeelding van steen.) Het zijn niet veel aanwijzingen, maar voor ons des te meer een uitdaging of die bergplaats terug te vinden is. Het plan is simpel: vanuit de opgerichte steen trekken wij een denkbeeldige lijn naar de top van de berg.

Daarna tekenen wij deze lijn op de kaart. (Dia toont afbeelding van lijn op kaart van het gebied.) We klimmen vervolgens naar de top en we lopen daarna de lijn naar beneden toe af, terug in de richting van de opgerichte steen. Ergens op die lijn zouden we iets moeten vinden.

Vijftig meter onder de top ontdekken we in de bergwand een klein gaatje. Als wij een aantal grote stenen hebben verwijderd blijken zij de toegang af te dekken tot een diepe schacht. Voorzichtig en met de nodige moeite laten we ons zakken: wij hebben slechts dertig meter touw. Op 15 meter ontdekken wij plotseling een figuur ingebeiteld in de rotswand. Het blijkt een Tempelierskruis te zijn, dat is een belangrijke ontdekking. De schacht loopt verder door. Voorzichtig dalen we verder af. Op 25 meter bereiken we de restanten van een vloertje. Onder het vloertje blijkt de schacht door te lopen, maar vallende rotsen beletten ons om nog verder af te dalen. We weten echter genoeg.
Bij een volgende expeditie zullen we de schacht nader onderzoeken, als we er dan nog inpassen tenminste.

Of de schacht iets te maken heeft gehad met de ark is op dit moment nog niet duidelijk, maar als de ark op de Cardou is verborgen geweest, dan heeft hij er niet lang gestaan. Enige jaren later vond er namelijk een gebeurtenis plaats die de geschiedenis van de streek totaal zou veranderen. De ark was terechtgekomen in het land van de Katharen en hoe dat afliep, horen wij na de pauze.

Pauze

De ark was terechtgekomen in het land van de Katharen. De Katharen vormden een gnostische stroming binnen het christendom die het gezag van Rome en dat van de paus niet erkenden. In 1209 riep de paus op tot een kruistocht tegen de Katharen. Niet veel later vielen de kruislegers de streek binnen, verwoesten alles wat op hun pad kwam en vermoorden ieder die in de weg liep. Blanchefort was één van de eerste kastelen die werd verwoest, de andere kastelen volgden niet veel later. Na de verwoesting van de Blanchefort ontstonden de eerste legenden over een kostbare schat die daar verborgen zou zijn geweest, een schat die door de duivel in hoogst eigen persoon werd gezocht, aldus de overleveringen. Zelfs de koningin van Frankrijk zou langskomen en de schat voor zich op eisen. Dat moet dus wel een belangrijke schat zijn geweest al wist niemand precies wat die schat inhield.

Een andere legende vermeldt echter dat de schat reeds voor de verwoesting van Blanchefort in veiligheid was gebracht naar een andere plek. Deze plek was het fort op de berg bij Alet-les-Bains, de plek van de ruïne die we met behulp van de schatkaart hebben ontdekt. Een eeuw lang is de ark daar veilig verborgen geweest, zo ver mogelijk van alles en iedereen vandaan, totdat het noodlot opnieuw toesloeg. De Katharen waren van het toneel verdwenen. Door koning en paus waren zij uitgemoord. Nu waren de andere hoeders van de graal aan de beurt. En ook dit keer zouden koning en paus een hoofdrol spelen.

Het verhaal is bekend: op vrijdag 13 oktober 1307 liet koning Phillips de Schone alle Tempeliers in heel Frankrijk arresteren. Al hun bezittingen werden in beslag genomen.
Zij werden er van verdacht vele geheimen te bezitten, maar ondanks zware folteringen hebben zij geen van die geheimen prijsgegeven. Velen van hen eindigden dan ook op de brandstapel, hetzelfde lot dat eerder de Katharen had getroffen.

De hoeders van de ark waren teruggebracht tot enkele leden van één adellijke familie.
De ark bevond zich nog altijd op de berg bij Alet-les-Bains. Aan de rampspoed bleek echter maar geen einde te komen. Tijdens de reformatie trok een plunderend leger van Hugenoten Alet-les-Bains binnen en zij vernielden alles wat op hun pad kwam. De kathedraal en het klooster werden grotendeels verwoest. De monniken en de bevolking vluchtten massaal de nabijgelegen berg op: de plek waar de ark werd bewaard.

Tien jaar lang oefenden de Hugenoten vanuit Alet-les-Bains een waar schrikbewind uit.
De ark verkeerde in groot gevaar. Het was duidelijk: hij moest naar een veiliger plek worden overgebracht en dat gebeurde ook. De grote vraag is: waar werd de ark vervolgens naar toe gebracht?

Om die vraag te kunnen beantwoorden zijn we genoodzaakt om een tweede blik te werpen op onze schatkaart. Dit is de zespuntige ster die we eerder hebben gebruikt en waarmee we de ruïne hebben ontdekt. (Dia toont afbeelding van zespuntige ster.)
Dit figuur gebruiken we nogmaals. Onze aandacht richt zich nu op een aantal details die wij in eerste instantie hebben genegeerd. Bij de linker bovenpunt zien wij twee letters: een m en een t. Het gaat hier om een schatkaart, dus het zou tresor kunnen betekenen, het Franse woord voor schat. m zou daarbij een plaatsaanduiding kunnen zijn.

Vervolgens zien wij een kruisje rechts onder van het midden. Als wij vanuit ps een lijn trekken door het kruisje, zien wij dat deze lijn precies uitkomt in de linker bovenpunt bij de m. Zou de tresor, de schat, zich bij m kunnen bevinden? We projecteren de zespuntige ster weer terug op de landkaart. Op deze manier hebben we eerder met behulp van de p-s-praecum-lijn de ruïne ontdekt.

Als we de nieuwe lijn bestuderen, constateren wij dat het een bijzondere lijn is. Vertrekkend vanuit ps loopt hij precies over vijf middeleeuwse kerken om uiteindelijk uit te komen bij de kerk van Marceille! Hij komt dus inderdaad uit bij een m! Kan het zijn dat de tresor, de schat, verborgen ligt bij Marceille?

Een jaar nadat Saunière pastoor werd van Rennes-le-Château verscheen er een merkwaardig boek van zijn collega uit het naburige Rennes-les-Bains. In dit boek beweerde Boudet dat de oorspronkelijke taal, dat wil zeggen: de taal die Adam en Eva in het paradijs spraken, modern Engels was. Zijn boek werd echter door niemand serieus genomen, totdat honderd jaar later een Belgische onderzoeker dit wel deed. Jos Bertaulet deed precies wat Boudet in zijn boek vroeg om te doen: hij plaatste alle namen die er in werden genoemd achter elkaar en las ze hardop voor in het Engels. Tot zijn grote verbazing ontstonden er boodschappen. Zo las hij bijvoorbeeld over een gewelfde kelder die ergens verborgen lag, een kelder die te maken had met de oorsprong van de graallegenden! Ook werden er concrete aanwijzingen gegeven waar die kelder te vinden zou zijn.

Jos Bertaulet werd verzocht om naar Notre Dame de Marceille te gaan en van daaruit de aanwijzingen op te volgen. In Notre Dame de Marceille aangekomen, zag Bertaulet direct wat hij moest doen, want de eerste zin van de aanwijzingen luidde:

wachter van de heuvel een vereeuwigde ziel

In het park tegenover de kerk, aan het eind van een heuvel staat een standbeeld van een heilige: een vereeuwigde ziel. De volgende aanwijzing luidde: kijk en zie, zijn hand wijst neerwaarts naar het spoor. En inderdaad zien wij dat onder de hand van het beeld een pad begint. Onze Belgische vriend volgde de aanwijzingen stap voor stap op tot hij uitkwam bij - hoe kan het anders - een grafsteen.

Bij de grafsteen aangekomen, leken de aanwijzingen opeens niet meer te kloppen. Totdat Bertaulet zich realiseerde dat hij de tekst op de grafsteen misschien ook hardop in het engels moest lezen. En dat deed hij:

ici est mort
i see east more
ik zie meer in het oosten

gustave vison
just have a vision
ga er een kijkje nemen

se rend-ant
see rent end
zie het gescheurde uiteinde

a notre dame de marceille
and the mark sealed
en het verzegelde merkteken

De datum en het jaartal bleken de afstanden aan te duiden die vervolgens in acht moesten worden genomen.

Toen Bertaulet deze nieuwe informatie bezat, kon hij zijn weg vervolgen en even later klopten de aanwijzingen uit het boek ook weer. De grafsteen bleek dus onderdeel te zijn van de codering.

Uiteindelijk kwamen de aanwijzingen uit bij een vierkante steen. Onder de steen bevond zich een stenen trapje dat leidde naar een smal gangetje. Het gangetje kwam uit bij het gewelf van een diepe kelder. De kelder bleek heel oud te zijn, hij was in ieder geval middeleeuws en bevond zich op een plek waar in vroeger tijd een fort van de Tempeliers had gestaan. Ook nu zijn we dus weer uitgekomen bij de gewelfde kelders van een fort.
Ook deze kelder blijkt helaas leeg te zijn, maar we hebben het spoor inmiddels terug gebracht tot aan de tijd van Saunière. En nu blijkt dus dat ook zijn collega Henry Boudet ten nauwste bij het grote geheim betrokken was. Als Saunière en zijn collega de ark in de kelder van Notre Dame de Marceille hebben gevonden, is de vraag wat ze er daarna mee hebben gedaan.

Velen hebben getracht in de decoraties van de kerk van Rennes-le-Château aanwijzingen te vinden die Saunière hier eventueel zou hebben aangebracht.Ook zijn al zijn bezittingen en papieren eindeloos doorzocht, tot nu toe zonder veel resultaat. Onze aandacht wordt echter getrokken door een opvallende afbeelding die is gevonden tussen Saunière's papieren. Volgens sommigen gebruikte Saunière dit figuur als ex libris in zijn boeken.
Dat zou best kunnen, want zijn initialen staan er ook in: b.s. Onze belangstelling wordt echter getrokken door de zespuntige ster. Dankzij de zespuntige ster hebben wij tot nu toe al onze belangrijke ontdekkingen kunnen doen. Ook zijn wij er achter gekomen dat de zespuntige ster het symbool was van de hoeders van de ark en was ook het familiewapen van Marie de Blanchefort

Het volgende symbool dat ons hier opvalt, is het symbool van de cirkel met het kruis.
Het is een stilistische weergave van de heuvel Golgotha met daarop het kruis. Ook de Tempeliers kenden dit symbool. Zij gebruikten het om er verborgen bergplaatsen mee aan te duiden. Hier zien wij er een mooi voorbeeld van in een middeleeuwse boerderij die eigendom is geweest van de tempelorde. (Dia toont afbeelding van het symbool in een middeleeuwse boerderij.) Onder de balk waar het kruis op staat, bevindt zich een verborgen kelderruimte. Hetzelfde symbool vinden wij ook terug in de kerk van Bugarach, een plaats niet ver van Rennes-le-Château.

Om redenen die wij in ons boek noemen, kregen wij de opdracht om het ex-librisfiguur van Saunière te projecteren op de grafsteen van Marie. Het past precies, maar dat is niet zo verwonderlijk, want de zespuntige ster is zoals gezegd het symbool van de familie Blanchefort. Het is eerder opmerkelijk dat dit symbool juist op Marie's graf ontbreekt.

Vervolgens kijken we nog één maal naar het oorspronkelijke figuur. Wij lezen hier een zin die een rechtstreekse aanwijzing lijkt te zijn. Die zin staat te lezen in de kleine binnencirkel:

centrum in trigono centri

Het middelpunt bevindt zich in het midden van de driehoek. Wij moeten dus op zoek naar een driehoek.

Hier zien wij een plattegrond van de tuin voor de kerk van Rennes-le-Château. (Dia toont afbeelding van plattegrond van de tuin.) Deze tuin is ontworpen door Saunière. Tot op de centimeter nauwkeurig moesten de timmerlieden en tuinmannen de bouwwerkzaamheden uitvoeren. Het kan daarom niet anders of dit moet een speciale reden hebben gehad.

Het ontwerp is een driehoek. In het midden van de driehoek plaatste Saunière een calvaire. Een calvaire is een kruis op een verhoging en symboliseert Golgotha. Moesten wij volgens het ex-librisfiguur niet op zoek naar het midden van de driehoek? Laten we het ex-librisfiguur en de plattegrond eens op elkaar plaatsen.

Beide figuren passen precies en de beide Golgotha's vallen precies op elkaar in het midden van de driehoek. Het midden van de driehoek was het middelpunt en is daarmee ook het draaipunt, want wij hebben zoals hier is te zien het kruis naar onderen toe gedraaid. (Dia toont afbeelding van naar onderen gedraaid kruis.) Dit hebben wij gedaan op aanwijzing van Saunière. Saunière heeft namelijk de pilaar waarin hij de perkamenten heeft gevonden op zijn kop geplaatst buiten in de tuin tegenover de calvaire. Hierop heeft hij veel kritiek gehad, want op de pilaar stond een afbeelding van het kruis, dat werd dus ook op zijn kop geplaatst en volgens de gelovige dorpelingen was dit ongepast. Saunière wist echter precies wat hij deed. Bij de Tempeliers bevond de bergplaats zich aan de onderkant van Golgotha.

Door het kruis op zijn kop te plaatsen komt de onderkant van Golgotha precies uit bij een bijgebouwtje van de kerk. Saunière heeft het er speciaal laten neerzetten. Het is een heel bijzonder gebouwtje want het is een geheim kamertje. Hier hebben we een goed overzicht van de bestaande situatie. (Dia toont kerk met bijgebouwtje.) Het doorzichtige gedeelte is het gedeelte dat Saunière heeft laten aanbouwen. Rechts is het kamertje. Het kamertje is nauwelijks twee vierkante meter groot, heeft geen deur en is alleen toegankelijk via een boekenkast, toch kon Saunière er urenlang in doorbrengen. Wat hij daar deed weet niemand. Ons vermoeden is dat het kamertje de toegang verbergt tot een crypte. Uit het kerkarchief blijkt namelijk dat er zich onder de kerk een crypte moet bevinden. De toegang tot die crypte is tot op heden niet teruggevonden. Dit nu is de plek die Saunière zelf, door middel van de gecodeerde boodschap, aanwijst als de bergplaats van de ark. De vraag is: bevindt de ark zich daar ook?!

Opgravingen zullen dat moeten uitwijzen. Helaas worden die opgravingen tot op de dag van vandaag tegengewerkt door verschillende instanties, waaronder het Vaticaan. Het zou best kunnen dat men daar meer weet! Toch bestaat er een goede kans dat de ark zich niet in de crypte bevindt. Er zijn aanwijzingen dat Saunière zijn plannen op het laatste moment wijzigde. Aan het eind van zijn leven liet hij een maquette maken van een onbekend landschap met bijbelse benamingen. Het kan bijna geen toeval zijn dat deze maquette dezelfde afmetingen heeft als de grafsteen van Marie de Blanchefort en wij hebben reeds gezien dat het ex-librisfiguur precies op haar grafsteen past. Dankzij dezelfde afmetingen is het nu dus ook mogelijk om het ex-librisfiguur op deze maquette te projecteren.

Als wij dat doen en vervolgens inzoomen op de maquette, dan zien wij dat Golgotha en het kruis van het ex-librisfiguur precies uitkomen bij een plek die op de maquette ook Golgotha wordt genoemd en waarbij ook sprake is van een calvaire, een kruis dus.
Ook dit kan geen toeval zijn! Het landschap van de maquette is door een Franse onderzoeker teruggevonden in een dunbevolkt gebied op ongeveer een uur rijden ten oosten van Rennes-le-Château. Hij vond in dit gebied een markante rots die ook op de maquette voorkomt. Het bevindt zich in de directe omgeving van het dorpje Perillos.
Perillos is een verlaten dorp midden in een schaars bewoond gebied: een perfecte plek om iets te verstoppen dus. Het ziet er inderdaad stil en verlaten uit, en het hele gebied zit vol geheimzinnige en vaak goedverstopte grotten. Momenteel wordt dit gebied nog uitgebreid door ons onderzocht. Voorlopig houdt Perillos haar geheimen nog goed verborgen

Tot slot keren we nog een keer terug naar Rennes-le-Château, want één ding is nog niet opgehelderd: als Saunière de ark heeft gevonden en geen schat, wat is dan de bron geweest van zijn rijkdom? Voor een mogelijke verklaring moeten we eerst terug naar de middeleeuwen. Het bezit van de ark is binnen het mysterie van Rennes-le-Château de eeuwen door onlosmakelijk verbonden geweest met een bepaalde familie. Die familie stamde af en was erfgenaam van de legendarische Guillaume d'Orange.

Guillaume d'Orange was één van de eerste graven van Rennes-le-Château en heeft waarschijnlijk het oorspronkelijke kasteel en de bijbehorende kerk gebouwd. De architectuur van de kerk vertoont grote overeenkomsten met een klooster in de omgeving dat ook door Guillaume zou zijn gebouwd. Over Guillaume zijn in de middeleeuwen vele boeken geschreven. Hij was vermaard om zijn overwinningen op de oprukkende Mohammedanen. Volgens verschillende legenden zal aan het einde der tijden de graal, of in dit geval dus de ark, door een erfgenaam van Guillaume d'Orange worden overhandigd aan de wedergekomen Christus. Deze erfgenaam wordt in de talrijke Franse overleveringen de 'grand monarch' genoemd: de grote koning. De erfgenaam van Guillaume d'Orange moet dus ook koning zijn.

Nadat Saunière de ark had teruggevonden, is hij op zoek gegaan naar een erfgenaam. Waarschijnlijk heeft hij zijn rijkdom te danken aan het feit dat hij het eigendomsrecht van de ark heeft proberen te verkopen aan de Habsburgers: één van de machtigste vorstenhuizen van het toenmalige Europa. De zetel van hun macht was Boedapest. Een vooraanstaand familielid van de Habsburgers is meermalen bij Saunière op bezoek geweest en heeft grote sommen geld naar hem overgemaakt. De bezoeken gebeurden incognito waarbij de bezoeker de veelzeggende naam 'Guillaume' gebruikte. Het is echter vrijwel zeker dat de ark daarbij nooit daadwerkelijk is overgedragen. Bewijs voor deze contacten is een stapel enveloppen geadresseerd aan een bank in Boedapest en gevonden tussen de papieren van Saunière.

De Habsburgers zijn inderdaad afstammelingen van Guillaume d'Orange. Daarnaast bezitten zij ook nog altijd de titel van koning van Jeruzalem. Geen wonder dat Saunière in dit koningshuis de erfgenamen zag van de ark. Daar komt ook nog bij dat de Amerikaanse professor Zuckerman in een grondige studie heeft aangetoond dat Guillaume d'Orange mogelijk een rechtstreekse afstammeling was van de bijbelse koning David.

Ook wij hebben de afstammingslijn van Guillaume d'Orange onderzocht en hebben daarbij een heel interessante ontdekking gedaan. Het koninkrijk van de Habsburgers bestaat niet meer, maar er bestaat nog wel een ander vorstenhuis dat ook erfgenaam is van Guillaume d'Orange. De kroonprins van dit koningshuis heeft zelfs dezelfde naam: Willem van Oranje, ofwel: Guillaume d'Orange. (Dia toont afbeelding van prins Willem-Alexander en Màxima.)

Als we de legenden mogen geloven, staat hen of één van hun nakomelingen nog een hele belangrijke taak te wachten, maar dan moet wel eerst de graal gevonden worden.

Dat was het verhaal in het kort, een hele korte samenvatting van het boek. Ik kon natuurlijk nooit het hele verhaal vertellen, dus ik ben met hele grote hink-stapsprongen door het verhaal gegaan. Ongetwijfeld zullen hier en daar vragen zijn opgeborreld tijdens de lezing, dus degenen die een vraag hebben, kunnen deze nu stellen.

Vraag:
Ik las nog niet zo lang geleden dat de huishoudster van de pastoor die in 1917 overleden is heel veel wist over deze zaak, maar ook zij heeft nooit iets losgelaten. Klopt dat?

Antwoord:
Dat klopt inderdaad. Zij was medeplichtig en volledig op de hoogte van de geheime wandelgangen van Saunière. Zij was ook betrokken bij de geheime opgravingen op het kerkhof en zij heeft wel aan de dorpsbewoners vertelt dat zij wist wat het geheim was van de pastoor en ze heeft aan haar erfgenaam gezegd dat ze het geheim op haar sterfbed zou vertellen. Ze kreeg echter een beroerte, was lam, en heeft nog een paar woorden gestotterd waaruit niets op te maken viel, dus die erfgenaam had pech. Hij heeft vervolgens zijn leven lang gezocht naar het grote geheim en hij heeft daarbij Rennes-le-Château als een gatenkaas achtergelaten, met al die gangen.

Vraag:
Zijn jullie nog steeds bezig met onderzoek naar het geheel? Stuiten jullie dan in Rennes-le-Château vaak op tegenstand vanuit de omgeving? Ik neem aan dat jullie niet de enigen zijn die daar opgravingen doen of willen doen.

Antwoord:
Wij zijn nog steeds bezig met het onderzoek. In Rennes-le-Château willen wij niet graven, dat mag ook niet, daar krijg je geen toestemming voor. Op tegenstand zijn wij nooit echt gestuit.

Vraag:
Zijn jullie nu de eersten die dit soort dingen ontdekken?

Antwoord:
Wat ik liet zien, ja. Het is zelfs zo dat wij over de ruïne die wij bij Alet-les-Bains vonden, contact hebben opgenomen met een archeologische vereniging, met de vraag wat dat voor een ruïne was op de top van de berg. We hadden een gedetailleerde kaart bij ons. Toen zeiden ze tegen ons: "Op die bergtop staat geen ruïne. Als daar een ruïne zou staan, zouden wij dat moeten weten." We hebben de plek ook aangewezen op de kaart, maar ze zeiden dat daar niets stond.

Vraag:
Worden door dit soort gebeurtenissen nu ook mensen wakker geschud?

Antwoord:
Ons boek is natuurlijk in Nederland gepubliceerd en het ligt wel te koop in Frankrijk, maar de volledige inhoud is eigenlijk nog niet doorgedrongen tot in Zuid-Frankrijk. Het is niet het eerste boek wat is verschenen over dit onderwerp. Na het succes van De Da Vinci Code van Dan Brown gingen mensen bronnen rondom De Da Vinci Code raadplegen en werd het steeds drukker in Rennes-le-Château. De mensen kwamen tot de ontdekking dat de bron van het hele verhaal van Dan Brown Rennes-le-Château is, ook al noemt hij dit in zijn boek niet. Als je je erin gaat verdiepen, kom je automatisch bij Rennes-le-Château uit en dat wordt alleen maar erger. Daarom gaan wij ook altijd 's winters op onderzoek uit, dan is het er betrekkelijk rustig.

Vraag:
Bent u ooit onder de grond geweest in Rennes-le-Château? Ik kan me herinneren dat je bij de entree van het museum door een glazen plaat heen onder de grond kon kijken.

Antwoord:
Die schacht is dus gegraven door de erfgenaam van de huishoudster van Saunière, op zoek naar de schat. Onder de villa die Saunière heeft laten bouwen, wemelt het van de schachten en gangen. Af en toe treedt er een verzakking op en ontstaat er spontaan een nieuw gat. De inwoners van Rennes-le-Château zijn zelf ook aan het graven, in bijna ieder huis bevindt zich wel een gang. En af en toe wordt het dorp middenin de nacht opgeschrikt door ontploffingen van dynamiet. Je kunt daar in iedere landbouwwinkel dynamiet krijgen. Zelf zijn wij daar in het dorp nooit onder de grond geweest.

Vraag:
Heb je nu zelf het gevoel dat je daar iets zult vinden?

Antwoord:
Ja. Wij hebben nog niets gevonden, maar we hebben wel voortdurend het gevoel dat we een spoor volgen. Als het een beetje meezit, gaan we er in april weer naartoe en we hebben een aantal interessante sporen die we nader willen onderzoeken.

Vraag:
Hebt u ooit contact gehad met die BBC-verslaggever, Henry Lincoln?

Antwoord:
Nee. Hij kwam wel regelmatig in Rennes-le-Château, maar meestal in de zomermaanden, want dan heeft hij publiek. In de wintermaanden niet. We hebben wel contact gehad met Franse onderzoekers en zij zijn eigenlijk veel beter op de hoogte dan Lincoln en andere Engelse onderzoekers. Vaak hebben de Franse onderzoekers documenten in hun bezit, die ze niet publiceren, maar die je wel mag zien en waar je veel meer aan hebt. Documenten die in bezit zijn geweest van Saunière en andere documenten uit die tijd. De Engelsen zijn meer van het grote verhaal en maken theorieën eromheen, maar het is veel interessanter om de bronnen en officiële documenten te raadplegen. Ik ben zelf lid van een Franse vereniging, die is gebaseerd in Rennes-le-Château, maar zij houden hun bijeenkomsten altijd in de zomerperiode. Als ik er 's winters kom, ontmoet ik af en toe wel een lid van die vereniging, maar hun bijeenkomsten zelf maak ik nooit mee.

Vraag:
Als het Vaticaan dit serieus zou nemen, dat de ark daar misschien verstopt zou zijn, één van de grootste relikwieën door de eeuwen heen, dan zou het Vaticaan toch op een gegeven moment zeggen: "Het is afgelopen, wij grendelen het af, wij stoppen het onderzoek"?

Antwoord:
Het Vaticaan heeft geen zeggenschap over de kerk zelf, want die is eigendom van Frankrijk. De overheid moet toestemming geven om te graven. Drie tot vier jaar terug zou een Amerikaanse onderzoeker opgravingen verrichten in de kerk. Ze hebben een scan gemaakt van de vloer en op het computerscherm waren heel duidelijk holle ruimten te zien. Op het moment dat ze zouden gaan graven, verscheen er een afgezant van de paus die zei: "Wij kunnen dit niet tegenhouden, we zijn ook niet tegen de opgravingen, maar alles wat je daar vindt, is eigendom van het Vaticaan en daarvoor moet je wel eerst toestemming vragen." Die toestemming is aangevraagd, maar tot heden is er geen toestemming verleend. Dus die opgravingen zijn uitgesteld en wanneer die weer hervat zullen worden, is op dit moment niet bekend.

Vraag:
In hoeverre heeft de Vrijmetselarij hier invloed op?

Antwoord:
Niet veel. De Vrijmetselaars claimen dus erfgenamen te zijn van de Tempeliers. Zij hebben wel documenten en archiefmateriaal van de Tempeliers in bezit gekregen op de één of andere manier, maar voor de rest hebben zij geen enkele autoriteit en zij zijn bij mijn weten ook niet betrokken bij opgravingen. Ze zijn wel zeer geïnteresseerd. Er gaan geruchten dat Saunière en Boudet en zijn collega's ook betrokken waren bij de Vrijmetselarij, maar dat was een hele specifieke tak van de Vrijmetselarij. Eigenlijk waren zij tegenstanders van de officiële Vrijmetselaars. Zij wilden de Vrijmetselarij weer onderbrengen in de kerk. Daar is in die tijd een speciale tak voor opgericht en daar zijn Saunière en Boudet en zijn collega's waarschijnlijk wel lid van geweest. Of die tak nog bestaat, daar is twijfel over. Men suggereert van wel, af en toe hoor je wel geruchten. Ook in de buurt van Rennes-le-Château komen af en toe berichten naar boven van geheime groeperingen die nog bij elkaar komen en meer weten, maar vaak is dat meer een kwestie van zich belangrijk voordoen dan dat zij werkelijk iets weten. Dus dat is allemaal heel wazig. Op zich hebben wij geen aanwijzingen dat de Vrijmetselarij actief betrokken is bij het mysterie.

Vraag:
Ik vond dat het huis en de tuin van Saunière wel erg sjofel waren, voor dat er zoveel bezoekers komen. Ik had het idee dat ze wilden dat het maar verdween.

Antwoord:
Dat heeft een aantal oorzaken. Rennes-le-Château is een heel klein dorp en hoe kleiner het dorp, hoe meer tegenovergestelde belangen je hebt. Er zijn een heleboel groeperingen die elkaar het leven zuur maken. De vereniging waar ik lid van ben, had tot acht jaar geleden zeggenschap over het museum. Toen zijn ze er van de ene op de andere dag uitgezet en kwam er een andere groep die er zeggenschap over kreeg, die hebben weer ruzie met een andere vereniging. Als puntje bij paaltje komt, wordt er helemaal niets gedaan aan onderhoud. Er zijn twee of drie boekwinkeltjes en als een boek te koop ligt in het ene winkeltje, ligt het niet in het andere, zo ver gaat dat. Dat is voor mij de reden dat het er niet al te netjes uitziet, dat er niet één organisatie is die het onderhoudt.

Vraag:
Het museum is dus niet eigendom van de Franse staat?

Antwoord:
Het is eigendom van de gemeente. De gemeente heeft het een paar jaar geleden gekocht, de villa, voordien was het in particuliere handen. Het heeft ook een tijd leeggestaan, de eerste keer dat we er kwamen, stond die villa te koop. Toen hebben we nog overwogen…

Vraag:
Ik ken de ark van plaatjes, maar zoiets stop je toch niet zo snel in spelonken onder de grond en op geheime plekken enzo, hoe is dat allemaal mogelijk? Of is het ook mogelijk dat de ark alleen maar in gedachten een rol speelt, net als de graal? Op het moment dat ze hem zouden vinden, dan vervalt ook de reden van bestaan voor ronde tafelridders en dergelijke.

Antwoord:
In het boek komt dat veel uitgebreider aan de orde. Wij hebben de geschiedenis van de ark gevolgd. De ark is de container waarin iets bewaard wordt en die container verandert in de loop van de tijd, hij wordt ook steeds kleiner. Als wij alle legenden naast elkaar leggen, ontstaat er een beeld van het voorwerp dat zich in die container bevindt en dat is een heilige steen, een steen met bijzondere eigenschappen. Die steen wordt ook beschreven in de graallegenden, met name in die van Wolfram von Eschenbach. Hij situeert het graalkasteel ook in die streek, in de Pyreneeën. Of het nu echt een heilige steen is met bijzondere eigenschappen is weten we niet, maar de mensen die de steen in bezit hebben schrijven wel bijzondere eigenschappen toe aan de steen en ze bewaren hem ook in een kostbare gouden container. Dat is het voorwerp waarnaar wij op zoek zijn. Als we de legenden terugvolgen, komen we uit bij de ark. Of het de ark daadwerkelijk is, weten we niet. Daar komen we alleen achter als we hem vinden. Die container wordt wel steeds kleiner. Op het laatst heeft hij de vorm van een hoofd: de Bavomet van de Tempeliers. Voor de Tempeliers was de Bavomet het heiligste voorwerp dat ze in bezit hadden. Ze hadden rondom de Bavomet rituelen, die later zijn overgenomen door de Vrijmetselaars. Die link bestaat er wel. Die rituelen spelen zich allemaal af in een ondergrondse ruimte in de Tempelberg, waar de tempel van Salomo heeft gestaan. Ze lezen dan passages voor uit de bijbel die betrekking hebben op de wijsheid. Het Griekse woord voor wijsheid is 'sofia'. Bavomet is een codewoord voor 'sofia', voor wijsheid, en wijsheid is datgene wat zich bevond in de ark: de aanwezigheid Gods. Dat was de heiligheid die die steen uitstraalde. We stuiten dus wel telkens op bepaalde zaken die daarmee te maken hebben.

Vraag:
Wordt er in dit verband ook in de bijbel gekeken naar aanwijzingen?

Antwoord:
Wij komen allebei uit Urk en onze achtergrond was wel een grote hulp: wij kenden de verhalen uit de bijbel en de geschiedenis van de ark. Daar kun je uit putten. Maar dat was aanvankelijk niet onze drijfveer, want toen we er de eerste keer heen gingen, hadden we totaal geen idee waarnaar we op zoek waren. We hadden aanwijzingen ontdekt en een locatie. We zijn naar die locatie gegaan en we hadden geen enkel idee wat we daar zouden aantreffen. Langzamerhand ontstond het beeld van: kan dat het misschien zijn? En die aanwijzingen werden steeds sterker.

Vraag:
Ben je niet ontzettend bang dat je hem vindt?

Antwoord:
Het hangt er vanaf hoe je hem vindt. Als je alle verhalen moet geloven, kun je je er beter zo ver mogelijk vanaf houden. Uit de verhalen in de bijbel wordt duidelijk dat zich geen metalen voorwerpen in de buurt mogen bevinden en je moet een beschermend schild dragen van goud of lood, want anders komt er een vuurstraal uit de ark. De ark wordt geactiveerd door warmte en metalen voorwerpen, ijzeren voorwerpen vooral.

Vraag:
Denkt u dat een container met die eigenschappen nu nog bestaat?

Antwoord:
De vraag is: wat bezit die eigenschappen? Is het de steen die in de container zit of de container? Ik ben geneigd te zeggen: de steen.

Vraag:
Er is wel eens geprobeerd om volgens de maten die in de bijbel staan gegeven, de ark na te bouwen en toen bleek het niets minder te zijn dan een geweldige elektrische condensator die opgeladen wordt tot een enorm hoge elektrische spanning. Als je dan te dichtbij komt, met name met goed geleidende voorwerpen, wordt je dus inderdaad letterlijk neergebliksemd. Ik hoorde u in het eerdere verhaal zeggen dat die container steeds kleiner geworden is. Dan hoor ik u eigenlijk zeggen: die ark, die grote kist, die condensator is er dus al lang niet meer.

Antwoord:
In het verhaal dat wij volgen duikt telkens die heilige steen op. Als de ark een condensator is, blijft de vraag: wat is de bron die de ark oplaadt? (Vanuit de zaal: dat is de atmosfeer om je heen, dat hebben ze uitgeprobeerd voor zover ik weet. Overigens is dat ook de reden dat de ark gedragen werd door priesters die houten stokken door de ringen heen staken, want hout werkt niet zo geleidend.) Het kostuum van de hogepriester bestond uit een schild, een borstplaat en een plaat op zijn voorhoofd, allemaal verbonden met gouddraden door zijn kleding, en onderaan zijn kleding hingen belletjes in de vorm van granaatappels die over de grond slepen. Er zijn dus wel aanwijzingen die in een andere richting wijzen. Er zijn allerlei theorieën over de eigenschappen van de ark.

Vraag:
Wat is de rol van Maria Magdalena in het geheel? Saunière was daar helemaal gek van, heb ik begrepen.

Antwoord:
De kerk van Rennes-le-Château was gewijd aan Maria Magdalena, die naam bestond al toen Saunière daar kwam. Vervolgens heeft hij zijn bouwwerken opgedragen aan Maria. De toren die hij bouwde: Tour de Magdala, de villa was Villa Botania. In Botania woonden Maria en Lazarus. Het is de vraag of dat dezelfde Maria was als Maria Magdalena. Voor mij persoonlijk is het voor de hand liggend dat Saunière die namen daaraan gegeven heeft vanwege de naam van de kerk die al bestond. Hij heeft een schilderij gemaakt van Maria Magdalena in de grot. Er zijn een heleboel legenden in die streek die vertellen dat Maria Magdalena daar na de kruisiging aan wal is gestapt, dus in die zin is het niet vreemd dat Maria Magdalena in die hele streek een belangrijke rol speelt. Wat zij specifiek voor Rennes-le-Château heeft betekend, weet ik niet, dat ben ik niet tegengekomen, behalve dan dat haar naam in Rennes-le-Château vaak voorkomt. Ik heb daar helaas geen concrete aanwijzingen voor gevonden, terwijl er natuurlijk een heleboel theorieën over bestaan. Het heilige bloed en de heilige graal zijn daarmee begonnen. Dan Brown zegt dat de Priorij van Sion de hoeder is van de heilige bloedlijn, dus van de nakomelingen van Jezus en Maria Magdalena, maar dat is dus absoluut niet waar. De moderne Priorij van Sion is opgericht in de jaren '50 door een groepje Fransen die het mysterie van Rennes-le-Château hebben onderzocht, de schat niet hebben kunnen vinden, ze hebben wel jarenlang gezocht, stukken land aangekocht. Toen hebben ze een heel ingenieus plan bedacht. Ze hebben stambomen gemaakt die uitkwamen bij één van de hoofdpersonen van het groepje (monsieur Plantard) en zij hoopten dat als de schat of het geheim ontdekt zou worden, dat ze dan het eigendomsrecht konden claimen door middel van die vervalste stambomen. Ze hebben hier boeken over gepubliceerd en één van die boeken is in handen gekomen van Henry Lincoln, die er een documentaire over gemaakt heeft voor de BBC. Ze hadden ook gehoord van de legende over Maria Magdalena die daar aan wal zou zijn gestapt en Saunière zou ook stambomen gevonden hebben in zijn kerk, dus zij hebben gewoon een aantal eindjes aan elkaar geknoopt van stel dat die stambomen de stambomen waren van Jezus en Maria Magdalena. Het was dus een uitvinding van Henry Lincoln. Toen de Priorij van Sion erachter kwam dat zij de stamboom van Jezus en Maria hadden verweven met de stambomen van hun, zijn ze flink boos geworden, want het waren orthodoxe katholieken. De consequentie was dat die monsieur Plantard plotseling een rechtstreekse afstammeling geworden was van Jezus. De documentaires van de BBC waren een groot succes en het succes van het boek dat er op volgde was nog groter. Hij werd dus opeens wereldwijd gezien als rechtstreekse afstammeling van Jezus en daar hebben ze zich van gedistantieerd. Maar ja, het kwaad was al geschied en enkele jaren geleden is De Da Vinci Code geschreven en dat was gebaseerd op het heilige bloed en de heilige graal. Dat neemt niet weg: er zijn in het zuiden van Frankrijk een heleboel legenden, maar tot op dit moment is er geen bewijs: stambomen zijn er nooit geweest.

Vraag:
Hebben de granaatappeltjes aan de kleding van de hogepriester verband met de balletjes aan het kleed van Saunière toen hij stierf?

Antwoord:
Dat is ook een conclusie van mij. Toen Saunière is gestorven, is hij in een stoel gezet voor zijn villa met een kleed om zijn schouders en daar hingen balletjes aan. Vervolgens kwam er een stoet van mensen - dorpelingen en mensen van buitenaf - en die hebben één voor één een balletje van het kleed geplukt. Niemand begrijpt waarom dat gebeurd is, wat de betekenis daarvan was, maar het heeft een zekere overeenkomst met de granaatappeltjes onderaan het kleed van de hogepriester uit de bijbel. Misschien zagen die mensen Saunière ook als een hogepriester, hij was tenslotte de eigenaar van de ark op dat moment, het zou kunnen.

Vraag:
U zei dat het Vaticaan nog geen toestemming heeft gegeven voor de opgraving. Zijn ze misschien bang dat er nog meer aan het daglicht zou komen, misschien originele stukken die zij zelf verborgen houden in het Vaticaan?

Antwoord:
Mijn indruk is dat het Vaticaan geïnteresseerd is in voorwerpen of geschriften die zich onder de kerk van Rennes-le-Château kunnen bevinden. Zij claimen het eigendomsrecht.
De kerk is niet eigendom van Rome, maar de voorwerpen wel en daarvoor moet toestemming gevraagd worden. De kerken waren oorspronkelijk ook eigendom van Rome. Sinds ik meen 1905 heeft de staat de kerken in eigendom gekregen, maar de voorwerpen niet, daar werd onderscheid tussen gemaakt. (Opmerking uit de zaal: de ark is geen eigendom van de katholieke kerk, maar nog altijd van de Joden). Er is ook geen sprake van de ark, er is sprake van voorwerpen die zich daar eventueel kunnen bevinden. Als er inderdaad sprake is van de ark, dan heeft Rome daar niets over te zeggen. Als er één groep is die het eigendomsrecht kan claimen, zijn dat de Joden wel. Voor hen was de ark het belangrijkste voorwerp dat ze ooit hebben bezeten, maar het Vaticaan kennende zullen ze wel de nodige wegen vinden om het in hun bezit te krijgen.

Vraag:
U noemde eerder een heilig ritueel van de Tempeliers rondom Bavomet. Wat voor ritueel is dat?

Antwoord:
Die rituelen worden tot op de dag van vandaag ook nog door de Vrijmetselaars gespeeld. Het stelt een gebeurtenis voor in het verleden waarbij een groep mannen in een ondergrondse ruimte in de Tempelberg documenten en voorwerpen vinden. Die mannen zijn de Tempeliers. Het is een heel ritueel, wat tot in de kleinste details uitgevoerd wordt. Tijdens de uitvoering leest iemand passages voor uit de bijbel over wijsheid. Wijsheid was datgene wat zich bevond in de ark en wat daarin bewaard werd. De Bavomet was een geheimzinnig gouden hoofd, dat eigendom was van de Tempeliers en waarvan ik beweer in mijn boek dat het de container was waarin de heilige steen zich bevond.

Einde van de lezing.


Tour Magdelamonniken

Verzorging verslag: Miranda Gosma

terug naar boven